De race van ons leven

JEREMY GRANTHAM
 

Robert Jeremy Goltho Grantham is een van origine Britse investeerder. Hij is medeoprichter en hoofdstrateeg investeringen van Grantham, Mayo, & van Otterloo (GMO), een bedrijf voor het beheren van activa in Boston (V.S.). GMO is van dergelijke firma’s een van de grootste ter wereld met een toevertrouwd vermogen van 118 miljard dollar (per maart 2015).

Jeremy Grantham wordt beschouwd als een vakkundige en zeer goed geïnformeerde investeerder in aandelen, obligaties en goederenmarkten van allerlei aard en staat in het bijzonder bekend om zijn voorspellingen van diverse bubbels. Over dit artikel zegt hij nog het volgende:
“In dit witboek is veel materiaal verwerkt dat ik eerder gebruikt heb voor de Morningstar Investement Conference in Chicago in juni 2018 en bij mijn presentatie voor de London School of Economics in april 2018. Mijn schrijfstijl is losjes en ongedwongen omdat deze uitgebreidere versie voor een breed publiek bedoeld is. Graag wijs ik u erop dat u de tekst niet in een keer hoeft te lezen. Het is een up-to-date versie van een eerdere editie van “The Race of Our Lives” die verscheen op 26 april 2013 in de GMO Quarterly Letter. U kunt de originele Engelse tekst nalezen op www.gmo.com.”

De Nederlandse vertaling is weer van Gertjan Cobelens. Ikzelf (JvA) heb de oorspronkelijke tekst weer onderverdeeld in afleveringen, die ik van een titel heb voorzien. In dat kader is de oorspronkelijke indeling uit het zicht geraakt. Deze is als volgt:

  • Deel 1: Samenvatting van de bewijsvoering (2-7)
  • Deel II: Achtergrondgegevens: klimaatverandering (8-11)
  • Deel III: Het vergroenen van de economie (12-17)
  • Deel IV: Klimaatverandering en het voeden 11,2 miljard mensen (18-30)
  • Deel V: Toxiciteit, biodiversiteit en de tekortkomingen van het kapitalisme (31-33)

Hierbij moet nog opgemerkt worden dat het slot van het Engelse artikel (dat wil zeggen deel 6, 7 en), dat handelt over investeren en desinvesteren, over wat een goede beleggingsportefeuille zou zijn, en over wat je zelf kunt doen (alleen de beginstapjes), hier is weggelaten.

Dan nog een opmerking over de cursieve stukjes. In plaats van een enkele zin, zoals in de andere artikelen op 4eco, zijn hier korte stukjes toegevoegd. Zij slaan op de actuele situatie in Nederland en in de wereld. Het is voornamelijk een greep uit recente krantenberichten. De inhoud ervan komt uiteraard geheel voor mijn rekening en niet voor die van Jeremy Grantham.


Noem dit tijdvak maar het Antropoceen

“We geven namen omdat we bang zijn. Waar zijn we bang voor? We zijn bang voor het onbekende, het richtingloze, het doelloze. In de context van het Antropoceen zijn niet zozeer de verschijnselen onbekend, maar wel twee aspecten: 1. We kunnen niet overzien wat de gevolgen zijn die deze verschijnselen voor ons hebben; 2. We hebben er geen idee van hoe we een en ander moeten aanpakken. Het is alsof we dokters zijn die bij een patiënt een treffende diagnose hebben gesteld, maar niets weten over het verdere verloop van de kwaal, laat staan over een therapie. We vrezen dat we terecht zijn gekomen in misschien net zo’n uitzichtloze situatie als de inwoners van eilandenstaat Kiribati in de Stille Oceaan. (…)
… aan alle onzekerheid wordt in eerste instantie een einde gemaakt door er een naam aan te geven.” Want wat naamloos is en naamloos blijft, kan niet bezworen worden. Vandaar de naam: Antropoceen. Want ook al geven namen geen inhoud, ze geven wel doel.

(Citaat uit: René ten Bos, Dwalen in het antropoceen, uitgeverij Boom, 2017, pp.38-39).

Wij – homo sapiens – zijn er sowieso nooit goed in geweest om smeulende langetermijnproblemen de baas te worden van de soort die ons momenteel bedreigen: klimaatverandering, bevolkingsgroei, de vergiftiging van het milieu en de weerslag van deze drie factoren op ons vermogen om de 11 miljard wereldburgers te voeden die voor het jaar 2100 geraamd zijn.
Het grootste minpunt van onze soort is dat we ons de afgelopen paar honderdduizend jaar ontwikkeld hebben om zulke traag verlopende langetermijnproblemen níet aan te pakken, en ons er volledig op te focussen dat we vandaag, en misschien ook morgen nog, levend en wel, en goed doorvoed doorkomen. Verder dan dat zijn we historisch gezien eigenlijk alleen goed in het treffen van voorbereidingen voor meer onmiddellijke en tastbare dreigingen als oorlogen.

Tienduizend jaar geleden, en zelfs honderd jaar geleden nog, speelden deze problemen niet of nauwelijks. Maar nu denderen ze op een crisis af. En uitgerekend nu, nu we meer dan ooit wat mazzel zouden kunnen gebruiken, laat het geluk ons in de steek. We zitten namelijk opgescheept met een vorm van kapitalisme dat gekenmerkt wordt door een almaar rigidere focus op kortetermijnwinsten met weinig of geen oog voor het algemeen belang, net nu de macht van dit kapitalisme om overheden en het eigen lot te sturen zo sterk is toegenomen dat alleen de allergrootste bedrijven en allerrijkste mensen nog daadwerkelijk iets in de melk te brokkelen hebben.
Om het nog een graadje erger te maken, zitten wij (in de VS) nu met een regering die zich tegen de wetenschap keert en in zaken rond algemeen welzijn onverholen de kant van het grootbedrijf kiest, zelfs als ze daarvoor klimaatverandering moet ontkennen en de wet- en regelgeving moet afschaffen die juist bedoeld is om ons te beschermen.

De timing had niet slechter gekund. Het zit er dik in dat wij in de VS de stabiele en redelijke samenleving gaan verliezen – sterker nog, al aan het verliezen zijn – die we sinds de Grote Depressie gekend hebben. Buiten de VS zijn de risico’s wellicht nog groter, met de ergste gevolgen in Afrika, dat op een ‘mislukt’ continent dreigt uit te draaien.
Onze enige echte pre is de explosie aan groene technologieën die veel beter zijn en veel sneller tot wasdom zijn gekomen dan we tien of zelfs vijf jaar terug maar hadden kunnen bevroeden, en die in de toekomst weleens veel van de schade zullen kunnen terugdringen, die door de steeds sneller om zich heen grijpende effecten van klimaatverandering en andere problemen worden veroorzaakt.

Ondanks deze verrassende technologische doorbraken hebben we de afgelopen tientallen jaren toch steeds meer terrein verloren, met name de afgelopen paar jaar. We moeten er op een of andere manier in slagen om het beter te doen. Daarvoor moeten we nog meer inzetten op onze technologische kracht, terwijl we ondertussen het gevecht aangaan met onze neiging tot wensdenken, tot uitstelgedrag en tot het ontkennen van lastige langetermijnproblemen.
Ook moeten we inzetten op inspirerend leiderschap, want zonder dat zal deze race, misschien wel de belangrijkste in de geschiedenis van onze soort, heel lastig te winnen zijn. Niet minder dan de instandhouding van een levensvatbare beschaving staat op het spel. En daarvoor zullen we al het leiderschap, alle wetenschap en techniek, en alle inzet en geluk bijeen moeten rapen om deze race te winnen. Het gaat met recht om de race van ons leven.


De spanning tussen beleid en bedrijf helpt niet mee

“De invloed van het geld is zo groot geworden dat vooral de grote ondernemingen de politiek en de democratie beginnen te gebruiken als hun afvalbak. We hebben al jaren nationalistische populisten – maar bankiers en bestuursvoorzitters kunnen er ook wat van. Daar had je ING-commissaris Breukink die zich in de NRC beklaagde over de kritiek van politici op de bank, die recentelijk een megaschikking met justitie sloot wegen faciliteren van witwassen. Hem griefde de toonhoogte. ‘Waarom het probleem groter maken?’ Slachtofferschap en antipolitiek in de hoogste kringen – hoe onthullend. En toen het land op het punt stond honderden miljoenen in te leveren voor Unilever, zag dit bedrijf (met een simpel sms-je aan Rutte) af van Rotterdam als hoofdkantoor. De premier verzwakte een jaar lang zijn politieke gezag voor het bedrijf en nu Unilever liet weten dat al die inspanningen voor niets waren geweest, wilde topman Polman nog wel kwijt hoe dat kwam: het lag aan de politiek. Wat een gotspe.” (politiek commentaar NRC, 6 oktober 2018.)
En toen moesten de Nederlandse economische belangengroepen nog in opstand komen, zoals in het najaar van 2019 gebeurde.

Ik begin met een breed overzicht van de verschillende thema’s, gevolgd door een vracht aan gegevens en ondersteunend bewijsmateriaal.

Het verhaal hieronder zou je het verhaal van ‘de homo sapiens en de koolstofdioxide’ kunnen noemen.
Dit komt misschien als nieuws, maar zonder koolstofdioxide in de atmosfeer zou de aarde een ijsbal zijn met een temperatuur van minus 25 graden Celsius – een ijsbal waarop geen leven mogelijk is, met uitzondering van wat bacteriën misschien. Die cruciale 200 tot 300 CO2-deeltjes per miljoen hebben ervoor gezorgd dat deze ijsbal is veranderd in de redelijk aangename wereld die we momenteel bewonen. We mogen dus dankbaar zijn dat kooldioxide zo’n effectief broeikasgas is.

Het verstoken van fossiele brandstoffen, de belangrijkste oorzaak van de kooldioxide-toename en het opwarmen van de aarde, heeft een centrale rol gespeeld in de ontwikkeling van onze beschaving. De industriële revolutie was niet echt gebaseerd op de stoommachine, maar op de steenkool die die stoommachine aandreef.
In een wereld zonder steenkool zou onze houtvoorraad snel opgesoupeerd zijn en hadden we nu gesproken over de grote houtoorlogen van de late 19e eeuw. Zo stel ik het me tenminste voor. Met de aanzwellende vraag naar hout waren alle grote bossen en regenwouden van de wereld al snel omgekapt en waren we weer terug geweest bij af, bij de tijd van Malthus, toen we op het randje van de natuurlijke draagkracht balanceerden en – net als elk ander levend wezen op de planeet – de ene hongersnood na de andere te verduren kregen. Een paar goede jaren en de bevolking neemt toe; een paar slechte en we leggen massaal weer het loodje.

Op steenkool volgde olie. Een liter benzine verricht het equivalent van zo’n 105 uur lichamelijke arbeid. Deze fenomenale verbetering hield in dat de doorsnee middenklasse plots over krachten beschikte die tot dan toe aan machtige koningen waren voorbehouden. En dit ongelooflijke cadeau, waarvoor de zon in de loop van miljoenen jaren verantwoordelijk is geweest, zorgde voor een ongekend economisch surplus dat onze beschaving in termen van cultuur en wetenschap een enorme boost gegeven heeft. Boven alles kwam die boost vooral de landbouw ten goede, waardoor de bevolking razendsnel kon toenemen.

Het einde van het liedje is wel dat we vandaag de dag met 7,5 miljard van ons opgescheept zitten, en in 2100 misschien wel met zo’n 11 miljard. Zo’n enorme bevolking kan alleen in stand worden gehouden door er gigantische hoeveelheden energie doorheen te jagen. Dan raken fossiele brandstoffen op, ze ruïneren de planeet, of allebei tegelijk. De enige manier om deze uitkomst te voorkomen is door onze hele economie in sneltreinvaart te vergroenen. Het spreekt voor zich dat we dat niet zo een, twee, drie voor elkaar gaan krijgen.
Daarvoor zullen we al onze talenten moeten aanwenden en heel veel moeten innoveren, wat wonderbaarlijk genoeg al het geval is. En er is ook een veel betere langetermijnplanning voor nodig en heel veel leiderschap, zaken waar het nu beslist nog aan schort.
In theorie zouden wij, homo sapiens, dit probleem zonder al te veel moeite moeten kunnen tackelen, maar in de praktijk is de race verre van gelopen. Enerzijds mogen we nooit onderschatten wat technologie vermag, anderzijds moeten we ook nooit het vermogen van ons mensen uit het oog verliezen om gigantisch mis te kleunen.


SUV’s zijn niet aan te slepen

Juist NRC-auto-recensent Bas van Putten maakt zich grote zorgen over de verkoop van suv’s: In de top-drie van grootvervuilers komt de suv wereldwijd direct na de energiesector en nog vóór de zware industrie. Van 2010-2018 groeide het mondiale marktaandeel van suv’s bij auto´s van 17 tot 39 procent. Hun jaarlijkse emissies stegen naar 700 megaton kooldioxide (meer dan de jaarlijkse uitstoot van Groot-Brittannië en Nederland samen). Suv’s verbruiken een kwart meer energie dan gewone middenklassers. ‘Terwijl het vijf voor twaalf is voor het milieu en terwijl nieuwe auto’s vanaf 2020 zijn gehouden aan een gemiddelde kooldioxide-uitstoot van 95 gram/km per merk, laat de auto-industrie de consument massaal energie verspillen met een carrosserievorm die letterlijk vierkant tegen de bezuinigingsdoelstelling indruist. En dat op basis van de dooddoener dat mensen ze nu eenmaal willen, terwijl ze de verslaving zelf creëerden zonder één steekhoudend argument.’ (NRC, 30 november 2019)

Als de uitkomst afhankelijk was van ons gevoel – als we bijvoorbeeld zouden moeten besluiten dat het voor de lange termijn onontkoombaar is om nu 5 of 10 procent van ons bbp in te leveren (de prijs van een middelgrote oorlog) – dan zouden we uiteraard tot de slotsom komen dat die prijs te hoog is – totdat het te laat is.Het kost kiezers, en dus ook politici, erg veel moeite om nu een beloning te laten schieten teneinde de pijn in de verre toekomst te verzachten, in het bijzonder wanneer er met behulp van vertekenende statistieken opzettelijk vraagtekens worden geplaatst bij die pijn.
Ook kost het bedrijven erg veel moeite om de winsten vrijwillig terug te schroeven teneinde de bedrijfsvoering te vergroenen. En dat is, gezien de stringente focus op winstmaximalisatie, in de huidige context feitelijk ook zo goed als onmogelijk.
Maar de technologie, met name de technologie voor het terugdringen van de kooldioxide-uitstoot, snelt ons gezwind te hulp. Dit is de kern van de race. Zouden we veertig jaar vooruit kunnen kijken, dan twijfel ik er niet aan dat er op aarde voldoende goedkope energie voorhanden is. En over tachtig jaar zijn we er waarschijnlijk wel in geslaagd om de kooldioxide-uitstoot tot nul terug te dringen.

Wàt ons ook de das om zal doen, een gebrek aan duurzame energie zal het niet zijn. Tja, bleef het daar maar bij. Maar de waarheid is dat we veertig, vijftig jaar verkwanseld hebben sinds de basale feiten rond antropogene klimaatverandering bekend zijn geworden. De stappen die we nemen zijn zo klein dat tegen de tijd dat we onze economie volkomen verduurzaamd hebben, de wereld 2,5 tot 3 graden warmer zal zijn en er al heel veel schade is aangericht. En als gevolg van de traagheid van het milieusysteem staat ons op een veel langere termijn nog meer naars te wachten: ook al stoten we vanaf nu niet één kooldioxidemolecuul meer uit, dan nog zullen er, om eens wat te noemen, de komende eeuwen ijskappen smelten en zal de zeespiegel met een meter of meer stijgen.

Mijn zorg is niet dat Boston of Miami onder water komt te staan – dat is precies het soort probleem waar het kapitalisme doorgaans prima mee overweg kan. Een veel ernstiger gevolg van een stijgende zeespiegel is het verlies aan grote rivierdelta’s waar veel rijst wordt verbouwd: de Nijl, de Mekong, de Ganges, die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor zo’n een vijfde van de wereldwijde rijstproductie. Zelfs zonder klimaatverandering gaat het al lastig, zo niet onmogelijk, worden om de ruim 11 miljard mensen te voeden die de wereld volgens de middenraming van de VN in het jaar 2100 zullen bevolken. Dat geldt in het bijzonder voor Afrika.


Het ijs op Groenland smelt steeds harder

Een overzichtsstudie van 26 afzonderlijke onderzoeken in Nature laat zien dat het ijs op Groenland steeds sneller smelt. Deze eeuw gaat het vier zo hard als in de vorige eeuw. Verloor Groenland begin jaren negentig jaarlijks zo’n 50 miljard ton, nu ligt dat rond de 200 miljard ton. Het smelten volgt daarbij de lijn van de hoogste verwachting uit de IPCC-rapporten. Het is moeilijk je er een voorstelling van te maken: ‘Het is zoiets als een vloot volgeladen supertankers groot genoeg om het IJsselmeer acht maal mee te bedekken,’ aldus de Volkskrant van 11 december 2019. En er zit veel variatie in de laatste jaren: van 100 tot 335 ton. ‘Dat komt doordat Groenland precies op de grens van polaire en zachtere weersinvloeden ligt’, vertelt Michiel van der Broeke (Universiteit Utrecht). ‘De variabiliteit is enorm. En we verwachten dat die variabiliteit gaat toenemen.’ Waardoor in extra warme jaren het smelten nog harder zal gaan.

De klimaatverandering heeft twee afzonderlijke gevolgen voor de landbouw.
Het ene gevolg is onmiddellijk: toenemende droogten en overstromingen en een hogere temperatuur leiden tot een meetbare afname van de oogsten.
Het tweede is een meer permanent effect dat op een langere tijdschaal speelt: we kunnen met een grote mate van waarschijnlijkheid zeggen dat een hogere temperatuur tot meer waterdamp in de atmosfeer leidt – nu al is er 4 procent meer waterdamp dan tijdens het oude normaal.

Het gevolg hiervan is een forse toename van zware regenval. En het zijn precies deze extreme regenbuien die bodemerosie tot gevolg hebben.
Bij gewone regen, zelfs wanneer het hard regent, treedt er weinig bodemverlies op. Het zijn die een of twee extreme hoosbuien die om de paar jaar optreden die het probleem vormen. Op deze manier raken we wereldwijd jaarlijks zo’n 1 procent van de humuslaag kwijt.* En verliezen we elk jaar zo’n half procent van onze landbouwgrond.* Gelukkig gaat het om het minst productieve halve procent.
De Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN heeft berekend dat we, afhankelijk van waar we ons bevinden, nog zo’n dertig tot zeventig goede oogsten tegemoet kunnen zien.* Over tachtig jaar is landbouw zoals we die nu bedrijven niet langer mogelijk omdat de bodemkwaliteit daar dan simpelweg te slecht voor is geworden.

Om de landbouw te verduurzamen moeten we het systeem volkomen op de schop nemen, met als cruciale pijler het vrijwel volledig terugdringen van erosie door bodembedekkers aan te planten en bodembewerking maximaal in te perken. Maar omdat de boerengemeenschap die deze ingrijpende veranderingen moet doorvoeren nogal conservatief is, zal dat decennia in beslag nemen – en we zijn nog maar amper begonnen.
Gelukkig zijn er ook bij de landbouw indrukwekkende technologische stappen gezet. Van een minutieus datamanagement dat ons per vierkante meter vertelt wat er precies gebeurt, welke voedingsstoffen ontbreken en waar meer water nodig is, tot het leren kennen van elk afzonderlijk micro-organisme dat bij het plantenleven betrokken is. Ook bij deze wedloop hangt alles met alles samen.

Een afzonderlijke verhaallijn, die eveneens nauw met fossiele brandstoffen verweven is, is dat we zo te zien een toxisch milieu hebben gecreëerd dat het leven, van insecten tot de mens, bepaald niet ten goede komt. Dit kunnen we alleen aanpakken door zo snel mogelijk en op grote schaal het gebruik van complexe chemicaliën terug te dringen waarvan ons leven nu doortrokken is.


Het Nederlandse landbouwmodel is failliet

Het huidige landbouwmodel is onhoudbaar. Het is gebaseerd op extreme productiemaximalisatie en kostprijsreductie. Anders kunnen de boeren de concurrentie op de wereldmarkt niet aan. Krimpen is onmogelijk. Stikstofmaatregelen zullen daarom het faillissement voor een groot aantal boeren betekenen. Dit vraagt om een structurele verandering op basis van een nieuwe visie. Als de draagkracht van de omgeving leidend wordt voor de landbouwproductie, wordt de veestapel afhankelijk van de hoeveelheid veevoer die we zelf kunnen telen, in plaats van importeren. Akkerbouw en veeteelt gaan dan weer samenwerken. Het staat allemaal in ons nieuwe boek Biodivers boeren – de meerwaarde van natuur voor het boerenbedrijf door Jan Willem Erisman en Rosemarie Slobbe.

De onderliggende boodschap van alles wat ik hier zeg, is dat het kapitalisme en het gevestigde economische denken simpelweg niet met dit soort problemen overweg kunnen. Dat gevestigde economische denken negeert het natuurlijk kapitaal. Ware winst in de zin van John Richard Hicks* vereist dat de kapitaalbasis geheel intact blijft en dat slechts de overwinst het predicaat ware winst verdient.
Helaas is zonneklaar dat we onze natuurlijke kapitaalbasis op geen enkele manier intact hebben gehouden. De vervangingskosten van het koper, het fosfaat, de olie en de bodemstoffen – enzovoorts, enzovoorts – die we gebruiken, worden geheel buiten beschouwing gelaten. Zouden we die kosten wel verdisconteren, dan is de kans groot dat we de afgelopen tien, twintig jaar (in elk geval in de rijke wereld) geen enkele ware winst hebben gegenereerd en ons inkomen geen cent gestegen is – eerder het omgekeerde.

Een andere reden dat het kapitalisme zo’n groot probleem heeft met de lange termijn is de tirannie van de disconteringsvoet. Alles wat een bedrijf op een termijn van 25 jaar of langer kan overkomen, maakt ze eigenlijk niets uit.* Binnen deze logica zijn kleinkinderen dus van generlei waarde.
Ook kunnen bedrijven heel slecht overweg met externaliteiten. En dan is ‘heel slecht’ eigenlijk nog een understatement, want doorgaans doen ze er helemaal niets aan en worden externaliteiten volkomen genegeerd. En wanneer ze niet genegeerd worden, is dat gewoonlijk een rechtstreeks gevolg van de collectieve druk van klanten.

We ontbossen het land, tasten de bodem aan, vervuilen het water en maken er overmatig gebruik van, en behandelen de lucht als een open riool. En dat wordt allemaal buiten de balans en de resultatenrekening gehouden. Erger nog, elke verstandige tegenzet wordt opzettelijk gerekt en uitgehold door de feiten vakkundig te verdoezelen via vertragingsprogramma’s die gefinancierd worden door fossiele belangengroepen en hun bondgenoten.
Toen het probleem nog tabak heette, stonden deze opzettelijke ‘feitenverdoezelaars’ bekend als de ‘koopmannen in twijfel’ of merchants of doubt. (Een van deze ‘koopmannen’, prof. Richard Lindzen van MIT, stapte naadloos over van het verdedigen van tabak – tijdens tv-interviews pafte hij de ene sigaret na de andere – naar het goeddeels ontkennen van het probleem van klimaatverandering.)
Dit gebeurt niet in landen als China, India, Duitsland of Argentinië. Dit is eigen aan de Engelstalige, door oliebelangen geregeerde landen – de VS, het VK en Australië –, waar de macht van de fossiele industrie wordt aangewend om zowel de politiek als de publieke opinie te beïnvloeden.


‘Kompas van de wereldeconomie is defect’

Dit is de kop van een artikel in de NRC over de jaarvergadering van het Internationaal Monetair Fonds in oktober 2018. Na de crises van de twintigste eeuw kreeg de economie een nieuw fundament. Waarom niet nu opnieuw? Dat is de vraag die daar gesteld wordt. En eerder zei de krant het zo: De economische groei in de wereld zit op een plateau, stelt het IMF. Landen moeten zich schrap zetten voor de tijd erna.

Stuk voor stuk wankelen de pilaren waarop de huidige inzichten in de macro-economie rusten. Het verband dat altijd heerste tussen lonen, werkloosheid en inflatie bijvoorbeeld, is zoek. Intussen is een gigabedrag in de economie gepompt. Dat heeft wereldwijd enorme effecten. Dat geld is steeds avontuurlijker belegd. Ideaal voor een zogenaamd ‘Minsky-moment’: als iedereen in slaap is gesust en de laatste criticus zijn verzet heeft opgegeven, kan de stemming plotseling omslaan – en is het crisis. Daarover maken ze zich bij het IMF zorgen. En dat is nog nooit vertoond.

(NRC 9 en 16 oktober 2018; zie ook Richard Heinberg, Einde aan de groei.)

Ik denk de kapitalistische manier van redeneren te kunnen begrijpen. Milton Friedman, een van de patroonheiligen van het huidige type kapitalisme, deed ooit de fameuze uitspraak: “Het bedrijf heeft slechts één sociale verantwoordelijkheid […] dat is de winst te vergroten (mits het zich niet schuldig maakt aan bedrog of fraude en zich aan de regels van vrije mededinging houdt).”
Dat houdt de wereld lekker overzichtelijk. Maar het is een visie die zich slecht verhoudt met het land waar ik in 1964 aankwam – het Amerika van toen dat, achteraf gezien (met uitzondering van de burgerrechten), misschien wel het hoogtepunt van het sociale contract doormaakte.
Directeuren namen genoegen met veertig keer het gemiddelde inkomen van hun werknemers (zoals in Japan nog steeds het geval is), niet driehonderd keer. Bedrijven gedroegen zich alsof ze de steden en staten waarbinnen ze opereerden iets verschuldigd waren. En ook de natie, uiteraard. Dit gaat vandaag de dag nog maar zeer ten dele op.
Bedrijven gedroegen zich toen ook alsof ze zich daadwerkelijk verantwoordelijk voelden voor hun werknemers: om dat te onderstrepen riepen ze genereuze (dat wil zeggen, dure) en goed beheerde pensioenfondsen in het leven. Iets waartoe ze níet verplicht waren.*

Ondanks hun veel grotere winstmarges beweren diezelfde bedrijven nu dat ze die pensioenfondsen zich niet langer kunnen veroorloven.
De VS als geheel droeg het idee van een mondiaal sociaal contract ook actief uit – mits de Koude Oorlog het toestond – om het idee te stimuleren dat ethisch gedrag waardevol is (met een reeks miserabele uitzonderingen weliswaar, maar het land probeerde het tenminste). De VS stond altijd vooraan bij het promoten van internationale handel die beide partijen ten goede kwam, wat wereldwijd een enorm positieve impact heeft gehad.

Momenteel ziet het ernaar uit dat beide contracten door de papierversnipperaar zijn gehaald, en klimaatverandering is het vleesgeworden toonbeeld van dat waar diegenen die die contracten verscheurd hebben zo’n hartgrondige afkeer hebben: ze vindt overal plaats en verloopt heel traag.

Klimaatverandering is de ultieme ‘Tragedie van de meent’. Dus kan ze alleen aangepakt worden via wet- en regelgeving met een leidende rol van de overheden. Dit is in allemaal tegen het zere been van het nieuwe regime, dat uitsluitend uit is op de maximalisatie van de voordelen van individuele landen en de kortetermijnwinsten van bedrijven. Maar hoe groot de afkeer van libertijnen van regelgeving ook is – en globaal gesproken deel ik die afkeer –, waar het klimaatverandering betreft is het traject simpel. Er is geen andere weg.

Na deze samenvatting volgt nu de bewijsvoering.


Slechts 13 procent van de oceanen is nog ‘ongerept’

Welke delen van de oceanen lijden onder menselijke ‘stressfactoren’ zoals visserij, lozingen, en dergelijke? Waar slechts weinig stress heerst, kun je spreken van ‘wildernis’, zo stellen Australische en Amerikaanse onderzoekers (in Current Biology). Ze zochten dat heel specifiek uit en ontdekten dat er nauwelijks nog echte wildernis bestaat in de oceanen.
Slechts 13 procent van de oceanen is nog wild, voor het mederendeel omdat het afgelegen gebieden zijn. En slechts 7 procent van diezelfde oceanen behoort tot de Marine Protected Areas, waar een zekere, formele bescherming geldt. Met de bescherming van de rest houdt eigenlijk niemand zich bezig, wat een groot gevaar is voor twee derde van het aardoppervlak. Een zuiver geval van de Tragedie van de meent.
(NRC – augustus 2018)

Bewijsstuk 1
Bewijsstuk 1 is de beroemde grafiek die u misschien van Al Gore kent. Die laat zien dat de atmosfeer van de aarde honderdduizenden jaren tussen de 180 en 300 koolstofdioxide-deeltjes per miljoen (ppm – parts per million) heeft bevat.
Bij 180 ppm kenden we ijstijden (om de meer populaire term te gebruiken). 20.000 jaar geleden ging New York bijvoorbeeld schuil onder dik drie honderd meter ijs, genoeg om bijna elk gebouw daar te bedekken.
En bij 280 deeltjes hadden we interglaciale perioden – daarvan zijn er vier geweest – waarvan onze soort de afgelopen 12.000 jaar de vruchten heeft geplukt in de vorm van een milde en relatief stabiele omgeving. De kou trok zich terug en heeft zo onze beschaving mogelijk gemaakt en bevorderd. (Tussen twee haakjes, de afgelopen 400.000 jaar hebben we voor 75 à 80 procent in ijstijden geleefd en slechts voor 20 à 25 procent in warmere, interglaciale perioden.)

Bewijsstuk 1: Historische kooldioxide-niveaus (afgeleid uit ijskernen). Bron: NOAA.

In 1950 bereikte het kooldioxideniveau de top van deze historische bandbreedte, en het zag er toen naar uit dat we in de komende paar duizend jaar misschien weer in een nieuwe ijstijd zouden duiken. En pats, in een oogwenk is er 120 ppm kooldioxide bij gekomen. Evenveel als wat het dieptepunt van de bandbreedte (ijstijd) van het hoogtepunt (interglaciale periode) onderscheidt. En dat in een luttele 70 jaar.

Het is een even onthutsend als vermetel experiment. Roekeloos is het woord dat hier wellicht het best op zijn plaats is. En ik geef u op een briefje dat we daar nog eens 120 deeltjes per miljoen bij gaan doen. Tegen de tijd dat we uit ‘ge-uitstoot’ zijn, hebben we het verschil tussen een ijstijd en een interglaciale periode verdrievoudigd. En dan moeten we nog heel hard hopen dat het niet erger wordt.


Uitstoot broeikasgassen gaat volop door

De Nederlandse uitstoot van broeikasgassen daalde de afgelopen jaren nauwelijks, aldus het CBS. Sinds 2012 is de uitstoot van kooldioxide nagenoeg constant. Wereldwijd is de uitstoot vorig jaar weer iets gestegen, als is het kleinste stijging in 25 jaar. Daarbij daalde de uitstoot van kooldioxide weliswaar, maar kwamen er wel meer van de ‘overige’ broeikasgassen in de atmosfeer, dat wil zeggen methaan, lachgas en de zogenaamde F-gassen. We moeten naar nul en krijgen tot nu toe dus zelfs de trend niet omgebogen. Geen reden tot optimisme.
(de Volkskrant – 11 september 2018)

Bewijsstuk 2
Met trots kan ik u melden dat ik bewijsstuk 2 al zo’n 4,5 jaar terug heb samengesteld, omdat wetenschappers het woord ‘acceleratie‘ toentertijd niet in de mond wilden nemen. Wetenschappers kunnen soms behoorlijk angsthazerig zijn. Niet onterecht trouwens, aangezien ze erop beducht zijn de waardigheid van de wetenschap te bewaken; ook willen ze koste wat kost voorkomen om van paniekzaaierij te worden beticht. Dus hebben ze bij klimaatverandering de neiging om de ontwikkelingen te onderschatten en verbaasd te reageren op data die op een versnelling (acceleratie) wijzen.

Ik koester sympathie voor hun terughoudendheid – in de wetenschap is overdrijving vaak gevaarlijk – maar bij klimaatverandering kan die terughoudendheid bijzonder kwalijk uitpakken wanneer het resultaat is dat politici onvoldoende ambitieuze beleidskeuzen maken.

Bewijsstuk 2: Huidige wereldwijde oppervlaktetemperatuur vergeleken met de periode 1951-80. Bron: NASA Goddard Institute for Space Studies; GMO

Met hulp van de mensen van Carbon Brief en anderen heb ik provisorisch het aantal door collega-wetenschappers getoetste publicaties geturfd, waarin de klimaatvooruitzichten zijn bijgesteld. Mijn informele telling wijst uit dat in zo’n tachtig procent van de artikelen de vooruitzichten op basis van het gepresenteerde onderzoek slechter uitpakken dan op dat moment algemeen werd aangenomen.
De overige twintig procent is ofwel in overeenstemming met de algemene verwachting of voorspelt een verzachtende factor. Een recent voorbeeld van zo’n remmende factor is dat het sneller afsmelten van het Antarctische ijs tot een onverwacht grote stijging van het onderliggende gesteente leidt (als gevolg van de gewichtsafname), wat het afsmelten van de ijskap weer vertraagt.

Zo’n 80-20-verhouding in door collega-wetenschappers getoetst onderzoek belooft weinig goeds. Het wijst erop dat een bepaalde trend systematisch wordt onderschat. Gaat het om de beurzen – of de economie als geheel – dan wordt zo’n onderwaardering na verloop van tijd uit de modellen gefilterd. In de klimaatwetenschap is dit tot dusver niet het geval.
Wat ik hierbij wel moet aantekenen is dat sinds de Amerikaanse verkiezingen en de oorlogsverklaring tegen niet alleen de klimaatwetenschap, maar onderzoek en wetenschap in het algemeen, het klimaatonderzoek een heel wat luidere en realistischere toon aanslaat, en de term ‘acceleratie’ bijna van de ene op de andere dag (en geen dag te vroeg) gemeengoed is geworden.

Hoe dan ook, de data in bewijsstuk 2 spreken voor zich. De trendlijn geeft over de eerste vijftig jaar van de vorige eeuw een stijging van 0,007 graden per jaar aan. In de tweede helft is dat verdubbeld naar 0,015 graden per jaar (dat wil zeggen 0,6 graden tussen 1958 en 1998). En tussen de twee El Niño’s – een klimaatverschijnsel dat wereldwijd een tijdelijke verhoging van de temperatuur tot gevolg heeft – van 1998 en 2016 steeg de temperatuur gemiddeld met 0,025 graad per jaar (dat wil zeggen 0,5 graden tussen 1998 en 2018).*


Bosbranden in overdrive

2019 was me het jaar wel, wat betreft bosbranden. In Brazilië detecteerden satellietbeelden bijna 73.000 vuurhaarden. In het oosten van Rusland woedden op zondag 28 juli 2019 meer dan driehonderd bosbranden, in totaal zo’n 2,5 miljoen hectare. Ook in Indonesië was het raak. Tot en met eind augustus ging bijna 330.000 hectare bos- en veengrond in vlammen op. Toen moesten de droge septemberweken daar nog komen. De branden in Australië sloegen echter alles. Daar was eind 2019 al een oppervlak zo groot als Nederland in vlammen opgegaan. Met een gemiddelde temperatuur van 41,9 graden voor heel Australië haalde het continent eind december 2019 een nieuw hitterecord. In het zuiden van het land was het rond de 50 graden. Voor deze temperatuur heeft het land geen plan. Het land behoort toevallig ook tot de ergste vervuilers ter wereld.

Bewijsstuk 3
Bewijsstuk 3 laat zien hoe dit er in kleurenvorm uitziet voor 1850-2017. Donkerrood loopt door tot 0,6 graad boven het langjarig gemiddelde en donkerblauw tot 0,6 graad onder het langjarig gemiddelde. Dit is een buitengewoon heldere manier om de data inzichtelijk te maken. Ja, er is enige variabiliteit, maar goeie genade, al het donkerrood bevindt zich aan de rechterkant.

Bewijsstuk 3: Bewijsstuk 3: Wereldwijde gemiddelde temperatuur 1850-2017 – ingedeeld op kleur. Bron: Ed Hawkins, Climate Lab Book.

Dit bewijsstuk herinnert me aan al het gezever over de zogenaamde onderbreking – de bewering dat 1998 het topje van de opwarming geweest zou zijn en dat die daarna tot stilstand is gekomen – een van de favoriete mantra’s van zowel de ontkenners als van de ‘niks aan de hand’-lui.
Dit argument werd zelfs in 2013 nog met regelmaat van stal gehaald en valt ook nu af en toe te beluisteren. Zo stelde de beroemde Britse politicus en voormalig minister van Financiën Lord Lawson op 4 april 2018 voor de BBC-radio dat het afgelopen decennium geen opwarming te zien had gegeven.
Hij zat er niet zomaar een beetje naast. De afgelopen tien jaar behoorden tot de warmste elf sinds de temperaturen mondiaal worden bijgehouden en telden de drie warmste jaren ooit. Kan iemand mij uitleggen waarom mensen dit soort dingen beweren, want ik heb geen idee. Misschien dat ze hun kleinkinderen haten.

Bewijsstuk 4
Bewijsstuk 4 toont de temperatuur van de oceanen, die nog sneller opwarmen dan de lucht. De oceanen absorberen 93 procent van alle warmte, de rest komt voor rekening van het land en de lucht.*

Bewijsstuk 4: e ontwikkeling van de warmte-inhoud van de oceanen (in 1022 joules). Bron: Cheng e.a., “Improved Estimates of Ocean Heat Content from 1960 to 2015” (Science Advances, 10 maart 2017).

De zwarte lijn van linksonder naar rechtsboven toont de warmte-energie van de oceanen van het oppervlak tot een diepte van 2000 meter. Tussen 1950 en 1990 warmde die met 37 warmte-eenheden per jaar op. Tussen 1990 en 2016 vond er bijna een verdrievoudiging plaats naar 99 eenheden. Er is helemaal niets raars aan als je nekharen bij zo’n riskante acceleratie beginnen te kriebelen. Geloof me, bij mij staan ze recht overeind.


Diepe koralen verbleken ook

Het gaat erg slecht met de koraalriffen, zoals het Groot-Barrièrerif bij Australië. Grote delen van dit 2300 kilometer lange rif zijn afgestorven, met name in 2016. Dit komt vooral door de opwarming van het oceaanwater, en verder door overbevissing en vervuiling. Dieper dan 20 meter keken onderzoekers eigenlijk niet. Op grotere diepte, dacht men, is de opwarming van het oceaanwater waarschijnlijk te verwaarlozen. Nu is er toch naar gekeken en bleek het eind 2016 op 40 meter diepte even warm te zijn als aan de oppervlakte: bijna 2 graden warmer dan normaal. Twee graden opwarming betekent hoge koorts voor het koraal, dat ook op deze diepte verbleekt.
(NRC – 18 augustus 2018)

Bewijsstuk 5: Muir gletsjer in 1941 (links) en 2004. Bron: USGS.

Bewijsstuk 5
IJs smelt steeds sneller. Bewijsstuk 5 toont een welbekende gletsjervallei in Alaska – de Muir gletsjer – in twee foto’s op dezelfde dag in het jaar. In slechts 63 jaar is deze gletsjer gewoon verdampt.

Bewijsstuk 6
Zoals ik al eerder schreef, is meer zware regenval het meest zekere effect van klimaatverandering. Bewijsstuk 6 toont het aantal dagen per jaar in de VS waarop het meer dan 10 centimeter regent.

Bewijsstuk 6: Meer zware regenval in VS, het aantal dagen per jaar met 10+ cm. regenval ten opzichte van het gemiddelde. Bron: Climate Central.

In 2017 plonsde orkaan Harvey op één dag 30 centimeter regen op Houston neer, de volgende dag nog eens 30, de dag erna opnieuw 30. Wil je daar een waarschijnlijkheid op plakken, dan valt dat niet eens in een getal uit te drukken. Misschien eens in de duizend jaar, misschien een statistische onmogelijkheid.
Het blijkt echter dat Houston in de 18 daaraan voorafgaande maanden al eens iets had meegemaakt dat slechts eens in de 200 jaar zou mogen voorkomen. En in de 18 maanden daarvoor iets dat maar eens in de 50 à 100 jaar plaatsvindt.
In juli 2018 kwam in het nieuws dat in Japan bijna 200 doden te betreuren vielen en 2 miljoen mensen moesten evacueren vanwege stortregens die alle begrip zozeer tartten dat de extreme regenval in Houston erbij vergeleken een mild zomerbuitje was: bijna 60 centimeter regen op één dag.

Bewijsstuk 7
Bewijsstuk 7ab toont een beknopt overzicht van de toename van extreme weersomstandigheden: het aantal overstromingen is sinds 1950 vervijftienvoudigd, het aantal bosbranden verzevenvoudigd en extreme temperaturen vertwintigvoudigd, terwijl het aantal doden als gevolg van droogten vertienvoudigd is.

Bewijsstuk 7ab: Bewijsstuk 7a toont de overstromingen en de sterfte door droogte, bewijsstuk 7b toont de bosbranden en extreme temperaturen. Bron: EM-DAT database.

Nu gaan we van het klimaat over naar het deel over het succes van hernieuwbare energiebronnen.


Japan, vier ruiters van de Apocalyps

Japan werd in 2018 getroffen door extreme droogte en een hittegolf die in juli werd opgevolgd door extreme regen met overstromingen en modderlawines als gevolg, waarna in september de zwaarste tyfoon (Jebi, een tropische orkaan) in een kwarteeuw volgde, plus een zware aardbeving in Hokkaido. Dit alles, telkens erg genoeg om hier het nieuws te halen, in het bestek van een handvol maanden. (Diverse krantenberichten)
Op 3 juli 2019 regende het opnieuw extreem: in een dag tijd viel er lokaal liefst 374 millimeter regen op het eiland Kyushu. In een week tijd viel 828 mm op de stad Miyakonojo. 800.000 mensen waren uit voorzorg geëvacueerd. ‘Zwaarste regenval voorbij’, meldde Weeronline op 4 juli. Maar op 10 juli al viel in Sukumo 123 mm in een etmaal. En op 20 juli moesten vanwege de kans op overstromingen en aardverschuivingen opnieuw tienduizenden mensen worden geëvacueerd, nu met de tropische storm Danas.
En zo gaat het maar door.

Bewijsstuk 8
Het goede nieuws is dat groenere technologieën eveneens hand over hand toenemen. Dit levert voor mij een interessante situatie op. Ik ga veel om met groene techneuten en die hebben er geen idee van hoe slecht het met het milieu is gesteld. En ik ga veel om met milieuactivisten – over het algemeen geen lachebekjes, moet ik zeggen – en die hebben er geen idee van hoe groot de stappen zijn die de wetenschap op dit gebied zet. Bewijsstuk 8 is nogal taaie kost, maar wel van het allergrootste belang. Dit is niet afkomstig van een of ander milieugekkie, maar van de directeur van een van de drie grootste nutsbedrijven van de VS. Iemand van de dark side dus, die gewoon zegt waar het op staat.

“Aan het begin van het volgende decennium kost wind[energie] zonder subsidie nog maar 2 of 3 dollarcent per kilowattuur. Voor opslag in batterijen komt daar 1 dollarcent bij. Vergelijk je dat met […] steenkool en kernenergie nu, dan liggen de operationele kosten daar op zo’n 3 dollarcent. Zonder subsidie en met opslag zullen de nieuwe wind- en zonneprojecten het komende decennium goedkoper zijn dan de operationele kosten van steenkool en kernenergie. Dat gaat de bedrijfstak totaal op zijn kop zetten.”
(Kosten-baten-analyse van James Robo, CEO NextEra Energy, 22 juni 2017)

NextEra Energy is niet alleen eigenaar van Florida Power & Light, maar heeft ook de grootste tradingafdeling voor zonne- en windenergie ter wereld. En de directeur daarvan stelt dat wind begin jaren twintig zonder subsidie nog maar 2 tot 3 dollarcent per kilowattuur zal kosten. Plus 1 cent voor een paar uur batterijopslag om de gebruikspiek in de avond op te vangen. Dit wil zeggen dat wind- en zonne-energie goedkoper zullen zijn dan de operationele kosten van steenkool en kernenergie, zelfs de beste steenkool en de gunstigste kernenergie.
Nogmaals: ook al krijg je gratis en voor niets een kerncentrale cadeau, dan nog liggen de kosten om zo’n centrale in bedrijf te houden hoger dan die van de bouw en het onderhoud van een modern wind- of zonnepark.

De uitkomst van deze economische wedloop is dus een uitgemaakte zaak. Een half jaar na de opmerking van meneer Robo besloot Xcel Energy om enkele van hun kolencentrales in Colorado vervroegd te sluiten en aanbieders van groene energie om offertes te vragen. Ze werden met maar liefst 850 offertes overstelpt. De mediane offerte voor windenergie, de offerte die dus het vaakst voorkwam, was 2,1 dollarcent per kilowattuur, opslag incluis.

Bewijsstuk 9
In bewijsstuk 9 staan de mediane offertes voor wind- en zonne-energie.

Bewijsstuk 9: Bewijsstuk 9: Offertes voor 2023, voor Xcel Energy, met de kosten van wind- en zonne-energie vergeleken met de kosten van kolen – op basis van mediane kosten per megawattuur; bij nieuwe kolencentrales uitsluitend operationele kosten (maar wel is in overeenstemming met de EIA New Source Performance Standaard aan de operationele kosten 30 procent ccs – afvangen en opslaan van CO2 – toegevoegd). LCOE staat voor Levelized Cost Of Energy. Het is een maat voor de gemiddelde kostprijs van een elektriciteitsproductie-eenheid over de levensduur om bronnen te kunnen vergelijken. Bron: Xcel Energy; Lazard; EIA.

In oliebedrijven moet je niet meer beleggen

Op 24 december 2019 stond er een opvallende advertentie van de grootbank BNP Paribas in de NRC. Hoofdeconoom Mark Lewis stelt daarin feitelijk: zoeken naar nieuwe oliebronnen voor benzine- en dieselproductie is weggegooid geld. Een bedrag besteedt aan wind- en zonne-energieprojecten levert voor dieselauto’s 3 tot 4 keer meer bruikbare energie op dan wanneer je datzelfde bedrag in oliewinning steekt. Voor benzinewagens zal de hernieuwbare investering 6 tot 7 keer meer energie produceren. ‘Oliemaatschappijen moeten daarom heel goed nadenken over investeringen in nieuwe langetermijnprojecten. (…) De rendementsvoorsprong van olie is aan het verdwijnen. (…) Dit brengt de economie van olie voor benzine- en dieselvoertuigen in een meedogenloze en onomkeerbare neerwaartse spiraal, met verregaande gevolgen voor beleidsmakers en grote oliemaatschappijen.’

In juni 2017 waren we allemaal nog zeer aangenaam verrast toen Florida Power & Light bekendmaakte dat de geraamde kostprijs 2 tot 3 dollarcent plus 1 cent voor opslag zou bedragen. Een halfjaar later kwam die kostprijs al uit op 2,1 dollarcent inclusief opslag.
De nieuwe offertes gingen uit van mediane opslagkosten van 0,3 dollarcent per kilowattuur voor windenergie en 0,7 voor zonne-energie. Zelfs zonne-energie, die tegen onze verwachting in duurder bleek dan wind, kwam uit op 3,7 cent inclusief opslag, wat vergelijkbaar is met de operationele kosten van een kolencentrale en ruimschoots minder dan de levelized costs – de productiekosten per eenheid energie op basis van investerings- en variabele kosten (zoals brandstofkosten en onderhoudskosten) tijdens de gehele technische levensduur – van een kolencentrale.

Bewijsstuk 10
Bewijsstuk 10 geeft het tempo aan waarin de kosten van zonne- en windenergie sinds 2009 zijn gedaald. En moet je eens zien! De kosten van zonne-energie liepen met razende vaart terug van 400 dollar per megawattuur in 2009 naar 55 dollar in 2016 en zullen binnenkort naar 25 à 30 dollar kelderen. Steenkool is compleet van zijn ’troon’ gestoten. Niemand had dit tien jaar geleden ook maar in de verste verte kunnen bevroeden.

Bewijsstuk 10: Ontwikkeling van de ongesubsidieerde levelized costs van hernieuwbare energie in $/MWh voor zonneparken en wind op het land, plus de stand van steenkool in de vorm van twee stippellijnen, per 31/12/2016. Bron: Lazard.

De politiek en de buitenwereld (1)

In amper twee dagen tijd werd, volgens de NRC, de Nederlandse politiek een drie keer hard op de vingers getikt over klimaatverandering, en wel door wetenschappers, economen en door de rechter. Zo legde het klimaatpanel van de Verenigde Naties (IPCC) in een stevig rapport uit dat landen niet genoeg doen om het meest ambitieuze doel te halen (namelijk de temperatuurstijging op aarde beperken tot anderhalve graad) dat ze zelf in het klimaatakkoord van Parijs hebben afgesproken.

En de Nederlandse Bank (DNB) waarschuwde dat de overheid bedrijven – en daarmee ook banken, verzekeraars en beleggers –, in gevaar brengt als het klimaatbeleid op de lange termijn wordt geschoven. ‘Overheden kunnen onnodige kosten voorkomen door tijdig effectief klimaatbeleid te voeren,’ schrijft de financiële toezichthouder. (NRC 10 oktober 2018, verder bij 14)

Bewijsstuk 11
Een belangrijke opmerking over windenergie: een windturbine van 2 megawatt is zo ongeveer de grootste die je in het normale leven tegenkomt. Fiets je door Nederland, dan zijn het deze turbines die je doorgaans tegenkomt. Zo’n turbine is van het formaat van het Vrijheidsbeeld. In bewijsstuk 11 laat ik zien dat deze turbines nog maar kinderspel zijn. De echte monsters komen eraan: nadat ik dit bewijsstuk had samengesteld, kondigde General Electric namelijk aan in 2022 een windturbine van 12 megawatt op de markt te brengen.*

Bewijsstuk 11: Reusachtige windturbines geven de snelheid van de verandering aan. De 12 MW-turbine heeft als opleveringsdatum 2022 en is 260 meter hoog; de MHI Vestas 8 MW-turbine staat bijvoorbeeld al in Liverpool (2016; hoogte 195 m); de 7 MW-turbine staat nog gepland (hoogte 155 m.); de gebruikelijke 2 MW-turbine heeft een hoogte van 90 m. Bron: Reuters; GE.

Nog even over die 12 megawatt windturbine. Die zal straks 260 meter hoog zijn. Een enkel rotorblad meet 107 meter. Op het hoogste punt is-ie bijna net zo lang als de Eiffeltoren, waar ik afgelopen najaar nog met mijn vrouw heb geluncht.

En dan nog iets over windturbines in het algemeen. De energie die wordt opgewekt stijgt met de toename van het rotoroppervlak. Die stijging staat gelijk aan pi maal de straal in het kwadraat. Hoe hoger je de Eiffeltoren bestijgt, hoe meer wind je vangt. Niet heel veel meer, ongeveer 20 procent.
Maar hier is de clou: het vermogen van wind is evenredig aan de derde macht van de windsnelheid. Het vernietigende effect van bijvoorbeeld een orkaan met windsnelheden van 225 kilometer per uur is niet een beetje groter dan van die met snelheden van 195 kilometer per uur. Je moet beide cijfers tot derde macht verheffen. En dan blijkt die eerste storm een kleine 60 procent krachtiger. Dat is ook precies waarom iedereen als de dood is voor windsnelheden van 225 kilometer per uur.

Voor die 12 megawatt-turbine geldt precies hetzelfde: de 20 procent hogere windsnelheid op de top van de Eiffeltoren genereert bijna 60 procent meer vermogen (met aftrek van een paar procent voor mechanische inefficiënties) en de grotere lengte van de rotorbladen levert tot de tweede macht meer energie. Zodra we over pakweg 20, 30 jaar de juiste lichtgewicht materialen hebben om in de Noordzee of de Atlantische Oceaan windturbines van 20 of 25 megawatt neer te zetten, zullen die waarschijnlijk de goedkoopste elektriciteit op aarde opwekken. (Met zonneparken in woestijnen wellicht als goede tweede.)


De politiek en de buitenwereld (2)

Daarna volgde – aldus de NRC – de derde tik: het spectaculaire arrest van het gerechtshof in Den Haag in de zaak van duurzaamheidsorganisatie Urgenda tegen de Nederlandse staat. Net als de rechtbank eerder, concludeerde het hof in hoger beroep dat klimaatverandering een ernstige bedreiging vormt, waartegen de staat zijn burgers onvoldoende beschermt. De staat mag zich niet verschuilen achter toekomstig beleid, achter onbeproefde technologieën of achter de bescheiden bijdrage van Nederland aan het probleem.

De staat ging tegen dit vonnis in beroep. Dit zogenaamde cassatieberoep werd op 20 december 2019 door de Hoge Raad verworpen. Urgenda heeft na zeven jaar procederen definitief gewonnen. Urgenda biedt de overheid een 50puntenplan met allerlei oplossingen die op korte termijn zoden aan de dijk zetten. Want, zeggen ze: ‘We koersen nog steeds af op zeker drie graden opwarming, dus de weg omlaag moet zo snel mogelijk ingezet worden.’

Bewijsstuk 12
Voor fans van groene energie zijn de kosten van accu’s altijd een domper geweest. Nu klopt het dat die kosten tussen 1990 en 2010 nog niet half zo snel gedaald zijn als die van zonne-energie.* Maar juist toen die domper tot een cliché was uitgegroeid, vond bewijsstuk 12 plaats.

Bewijsstuk 12: Prijzen van lithium-ion-accu’s en hun jaarlijkse daling in prijs en bovenin de percentuele daling ten opzichte van het jaar ervoor, met een schatting voor 2018 en een verwachting voor 2025. De laagste schatting voor 2025 van 40 dollar per kWh veronderstelt overigens een overgang naar accu’s met ‘vaste-stof’-technologie. Bron: Bloomberg New Energy Finance.

In 2010 worstelde Tesla nog met een prijs van 1000 dollar per opgeslagen kilowattuur. Volgens kenners is die prijs dit jaar (2018) naar zo goed als 150 dollar gekelderd. Wij rekenen hier met 165 dollar. Dat is een daling van 85 procent in acht jaar. Dat is sneller dan zonnepanelen, wind of wat dan ook. Zeer opmerkelijk.

Maar daarmee houdt het niet op. Produceren we jaarlijks eenmaal 30 miljoen elektrische auto’s, dan zullen innovatie en schaalvergroting ervoor zorgen dat de prijs van lithium-ion-accu’s rond 2025 wellicht nogmaals halveert. En zodra we overstappen op de nieuwe technologie van vastestofaccu’s volgt er nog een halvering.
Met veel genoegen meld ik hier dat de Grantham Foundation in een vastestofaccu op lithium-ion-basis investeert. Het prototype is twee maanden terug (d.w.z. zomer 2018) voor tests overgebracht naar een grote Europese autofabrikant. Deze accu weegt de helft, is half zo groot, bevat half het materiaal en is, wanneer die op grote schaal geproduceerd wordt, in potentie half zo duur. Hij vliegt niet in brand en is in vijf minuten opgeladen.
We hopen de eersten te zijn die hem op de markt brengen, maar we worden op de hielen gezeten door een club extreme slimmeriken van Tufts en nog eentje van MIT (trouwens: Boston Red Sox, zet ‘m op!), die beide beweren dat hun nieuwe accu over soortgelijke eigenschappen beschikt. En daar komt in het Verenigd Koninkrijk meneer Dyson bij – die van de stofzuigers en de handendrogers – die veel voortgang boekt, of in elk geval fors investeert.

Vastestofaccu’s staan op het punt door te breken. De enige vraag is of we de ontwikkelingstijd met een of twee jaar kunnen bekorten. Met vastestofaccu’s worden elektrische auto’s veel goedkoper om te bouwen dan auto’s die op fossiele brandstof rijden. Ook nu al zijn ze – na aanschaf – veel goedkoper om ermee te rijden en te onderhouden aangezien ze maar 15 procent van het aantal bewegende onderdelen van een verbrandingsmotor bevatten. Ook doet het razendsnelle opladen – vergelijkbaar met tanken in een pompstation – het probleem van de beperkte actieradius teniet.


Dwangsom van Urgenda in 2020 zit er dik in

De rechter beveelt het kabinet, in de zaak Urgenda tegen de Staat, om in 2020 de broeikasuitstoot met minimaal 25 procent te verminderen ten opzichte van 1990. Dat was in 2015 al de uitspraak. Deze werd herhaalt in 2018 en 2019. Experts zijn het onderling zeer oneens of die 25 procent in 2020 überhaupt haalbaar is. Het Planbureau voor de Leefomgeving stelde begin november 2019 dat het mogelijk is, bijvoorbeeld door veel stroom uit het buitenland te importeren. (Die telt dan niet mee!) Andere experts komen uit op hooguit 19, of slechts 16 à 17 procent reductie. Je vraagt je af hoe zulke onenigheid mogelijk is, slechts één jaar voor de ‘deadline’. De eerste helft van 2019 is er in elk geval geen enkele progressie geboekt. (NRC 9 november 2019) Als de vereiste 25 procent niet gehaald wordt, mag Urgenda volgens de uitspraak, van de staat een dwangsom eisen.

Bewijsstuk 13
Daar zitten we dan, met al ons optimisme, met al die vooruitgang in groene technologie, en wat levert die ons op? Helaas niet meer dan bewijsstuk 13.

Bewijsstuk 13: Jaarlijkse mondiale energieconsumptie per energiebron, 1900-2050 (per 30/9/2017). De data voor 2015-2050 zijn ramingen. Bron: OurWorldinData.org; Vaclav Smil; GMO.

Bewijsstuk 14
Het slechte nieuws is dat hoewel de hoeveelheid hernieuwbare energie hand over hand toeneemt, de verwachting luidt dat in 2050 ruim 50 procent van de energie die we verbruiken nog steeds met fossiele brandstoffen zal worden opgewekt.
Dit houdt in dat zelfs wanneer fossiele brandstoffen over een paar jaar gaan pieken, en ik verwacht dat dat tegen 2030-2035 zeker het geval zal zijn, de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer almaar verder toe zal nemen. De klimaatverandering wordt dus géén halt toegeroepen en zal zelfs nauwelijks afremmen, zoals bewijsstuk 14 duidelijk maakt. Bedenk daarbij dat vorig jaar het jaar met de grootste CO2-toename is geweest!

Bewijsstuk 14: Jaarlijkse energie afkomstig van fossiele brandstoffen en cumulatieve CO2-uitstoot (per 30/9/2017). De data voor 2015-2050 zijn ramingen. Bron: OurWorldinData.org; Vaclav Smil; Carbon Dioxide Information Analysis centre; GM.

De lobby van de Duitse autobranche

Na langdurige onderhandelingen hebben de klimaatministers van de Europese Unie in 2018 besloten dat de CO2-uitstoot van nieuwe auto’s in 2030 35 procent lager moet liggen dan ze in 2021 zal zijn. Het Europees Parlement had een verlaging van 40 procent geëist, de Europese Commissie wilde 30 procent. Het werd (voorlopig) 35 procent. De Duitse regering hing enorm aan de rem omdat de auto-industrie daar grote invloed heeft. (Hoezo grote bedrijven vooraan in de klimaatstrijd?) (NRC 10 oktober 2018)

De auto-industrie is heel lang in zijn oude bedrijfsmodel blijven hangen. Het lijkt er nu echter op dat er een kentering is. Die ommezwaai zal zich dan in het kader van de Green Deal voor Europa afspelen. Want volgens Frans Timmermans ‘moet het allemaal veel sneller’. 

Bewijsstuk 14
Bewijsstuk 14 boort de hoop de grond in dat we de mondiale temperatuurstijging tot 1,5 graad zullen weten te beperken. Naar alle waarschijnlijkheid zijn we tegen 2050 de twee graden al gepasseerd en zullen we werkelijk alles uit de kast moeten halen om – met een dosis geluk, koolstofheffingen en een verbeterde mentaliteit – die stijging in 2100 onder de drie graden te houden. Dat geluk zullen we echt nodig hebben, zowel wat betreft onze technologie als – vooral – politiek leiderschap, vanwege de noodzaak om weerwerk te bieden aan de invloed van de fossiele industrie en om de breed gedragen weerstand tegen de noodzakelijke maatregelen in goede banen te leiden.

Bewijsstuk 15
Zelfs in dit optimistische scenario, met ruim baan voor een steeds snellere opmars van hernieuwbare energie en groene technologie, blijven de vooruitzichten voor de wereldwijde temperatuur in 2050 penibel, zoals bewijsstuk 15 toont.

Bewijsstuk 15: Het CO2-gehalte in de atmosfeer (in ppm, links) en de wereldwijde temperatuurstijging (gerekend vanaf het pre-industriële tijdperk, in °C (rechts) per 30/9/2017. De data voor 2016-2050 zijn ramingen. Bron: National Oceanic and Atmospheric Administration; GMO.

De investeringen die nodig zijn om de economie te vergroenen zijn van epische proporties en bedragen nu al ruim 300 miljard dollar per jaar. Dat is de hoeveelheid geld die de wereld jaarlijks spendeert aan het uitbouwen van de ‘hernieuwbare-energie’-infrastructuur.
Maar zet je dat bedrag in perspectief, dan is die 300 miljard dollar minder dan de schade die klimaatrampen in 2017 alleen al in de VS – orkaan Harvey, orkaan Maria, bosbranden, enzovoort – hebben aangericht.

Bewijsstuk 16
Bewijsstuk 16 toont de geraamde jaarlijkse kapitaalinvesteringen tot 2050. In 2050 zullen we 2 biljoen dollar (in dollars van 2018) moeten steken in hoogspanningskabels, elektriciteitscentrales, energie-opslag, ontkoolde hoogovens en cementfabrieken, en al het andere dat nodig is om onze samenleving geheel te verduurzamen.
De vergroening van de economie is zonder meer de belangrijkste industriële verandering sinds de grootscheepse introductie van olie aan het begin van de 20ste eeuw.

Bewijsstuk 16: Jaarlijkse wereldwijde kapitaalinvesteringen in hernieuwbare energie per 30/9/2017. De data voor 2016-2050 zijn ramingen. Bron: DNV GL.

We gaan nu over naar het volgende deel: Klimaatverandering en het voeden 11,2 miljard mensen.


NASA-team vindt nieuwe methaanbron

In de zomer van 2018 was het extreem warm in het poolgebied. (In Siberië bijvoorbeeld was het niet 10 maar 32 graden Celsius, meldt The Washington Post van 5 juli.) De grond was daar duizenden jaren permanent bevroren, maar begint nu snel te ontdooien. Dit levert een grote uitstoot van methaan op. Dit mechanisme was al bekend. Nu merken onderzoekers dat zogenaamde thermokarstmeren halverwege deze eeuw een onverwachte extra bron van abrupte uitstoot van kooldioxide en methaan kunnen worden, een oorzaak die nog niet in de modellen zit. Zo komt er wel vaak een oorzaak van opwarming bij, maar gaat er zelden een af. (NASA 20 augustus 2018.) Tegelijk voer een eerste containerschip over de poolzee van Azië naar Europa, om ‘deze vaarweg te testen’.
(Trouw – 21 augustus 2018)

Bewijsstuk 17
Tot nu was er tenminste nog een zekere balans tussen prettige technologische verrassingen en de ontmoediging van het opgevoerde tempo van klimaatverandering. Nu is het tijd voor het ronduit slechte nieuws. Sorry. Geloof me, ik vind het zelf ook allesbehalve leuk om te moeten weten.
Dat slechte nieuws heet voedselzekerheid. Bevolkingsgroei en toenemende welvaart drijven de vraag naar voedsel op, terwijl klimaatverandering, bodemerosie en talloze andere factoren het voedselaanbod aantasten.

Bewijsstuk 17 toont de omvang van de wereldbevolking sinds 1500. De eerste paar honderd jaar was die stabiel. Toen Malthus zijn essay schreef, bedroeg die nog maar 1 miljard mensen. Toen ik geboren werd stond dat aantal op 2,3 miljard. En tijdens mijn leven is het verdrievoudigd. (Krijg je als investeerder een dergelijke exponentiële grafiek onder ogen, dan weet je wat je te doen staat: short gaan.)

Bewijsstuk 17: Omvang van de wereldbevolking en ramingen tot 2100, met een lage raming, een middenraming en een hoge raming, per 25/1/2018. Bron: UN World Population Prospects.

Bewijsstuk 18
Het goede nieuws, dat Malthus nooit heeft zien aankomen maar dat beslist onze beste hoop is, is dat de menselijke vruchtbaarheid afneemt. In de ontwikkelde landen zitten we inmiddels allemaal onder het vervangingsniveau, aangegeven door de horizontale zwarte stippellijn die dwars door bewijsstuk 18 loopt. Ironisch genoeg is dat waarschijnlijk omdat we er achter zijn gekomen hoe ongelofelijk duur en hinderlijk kinderen zijn.

Dat is mijn wetenschappelijke verklaring. Er zijn nog andere, serieuzere oorzaken die ik verderop zal behandelen, zoals het uitstellen van het krijgen van kinderen en de bijwerkingen van ons toxische milieu.

Bewijsstuk 18: Vruchtbaarheidscijfers voor een aantal landen in de ‘Westerse Wereld’, uitgedrukt in het gemiddelde aantal kinderen per vrouw, per 31/12/2017. Bron: Wereldbank

De luchtvaart wil blijven groeien

De luchtvaartsector wil de maatschappelijke steun voor groei behouden. Ze heeft vijf oplossingen voor verduurzaming: 1) Compensatie van kooldioxide) Duurzame brandstof, 3) Nieuwe vliegtuigen, 4) Slimmer vliegen en 5) Duurdere tickets.
Vliegen is (net als de scheepvaart) tot nu toe vrijwel gevrijwaard van iedere vorm van overheidsbemoeienis inzake kooldioxide.
In het boek Hitte verklaart George Monbiot dat uit de onontwarbare kluwen van internationale verdragen op luchtvaartgebied. Ook concludeert hij dat er geen technische oplossing is voor het vraagstuk hoe de luchtvaart 90 procent van haar broeikasgassenuitstoot kan inleveren en toch kan blijven vliegen.
De vijf oplossingen die de sector zelf aandraagt komen daar in de verste verte niet aan tegemoet. Het wordt hoog tijd – vind ik – dat de overheden dwang gaan uitoefenen.

(NRC – 15 oktober 2018) (George Monbiot, Hitte, Uitgeverij Jan van Arkel)

.

Bewijsstuk 19
In veel voormalige arme landen dalen de vruchtbaarheidscijfers ook snel, zoals bewijsstuk 19 laat zien. Iran is mijn held. In 1960 kreeg iedere vrouw er gemiddeld zeven kinderen, nu is dat gedaald naar 1,6. Mijn andere held is Bangladesh, nog altijd even straatarm als in 1960 – in tegenstelling tot Iran beschikt dit land niet over olie. Ook Bangladesh had een vruchtbaarheidscijfer van 7, maar nu is dat gedaald naar 2,2.

Bewijsstuk 19: Dalende vruchtbaarheidscijfers in opkomende landen, per 31/12/2017. Bron: Wereldbank.

Echt ongelooflijk. En het enige wat ze daarvoor hebben moeten doen, is hardnekkig vasthouden aan een bescheiden opleidingsprogramma en een korte cursus voor vrouwen die het platteland op trekken, waar ze zich onvermoeibaar voor geboortebeperking inspannen. Met beperkte middelen en een grote dosis vasthoudendheid kan het dus echt lukken.

Bewijsstuk 20
Bewijsstuk 20 toont het ware bevolkingsprobleem. Dat is in één woord Afrika, waar dergelijke vormen van vasthoudend beleid helaas vaak ontbreken. In het grootse deel van Afrika lopen de vruchtbaarheidscijfers weliswaar terug, maar niet snel, en volgens de ramingen ligt een snelle daling ook niet in het verschiet. Daar komt bij dat in verschillende landen een snelle bevolkingsgroei openlijk of via minder zichtbare vormen van inmenging wordt bevorderd. (Er is namelijk sprake van een onverholen gebrek aan belangstelling van overheden voor het afremmen van de bevolkingsgroei.)

Bewijsstuk 20: De omvang van de wereldbevolking tot 2100 volgens de middenraming van de VN, stand per 30/9/2017. Bron: UN World Population Prospects.

Het bewijsstuk toont de middenraming van de VN voor de wereldbevolking. Zonder Afrika stijgt de rest van de wereld, in grijs, van 6,2 miljard nu naar 7,2 miljard in 2050, om dan een top te bereiken en in 2100 naar 6,7 miljard te dalen.

De rest van de wereld is niet het probleem. Tel er een paar honderd jaar bij op en dat deel van de wereldbevolking kan weleens naar zo’n 2 miljard slinken. Een vruchtbaarheidscijfer van 1,6 – wat hoger is dan dat van Japan nu – volstaat om de hele rest van de wereldbevolking binnen een handvol generaties (in zo’n 6 à 7 keer, oftewel zo’n 200 jaar) naar 2 miljard terug te dringen.


Half Nederland vliegt

De kooldioxide-uitstoot door vakanties van Nederlanders was in 2017 met 15,8 megaton – een record – tien procent hoger dat in 2016, volgens een berekening van onderzoekers van de Nationale hogeschool voor toerisme en verkeer (NHTV) in Breda. Er valt misschien wel wat af te dingen op de gebruikte onderzoeksmethode, maar de langetermijntrend is onmiskenbaar: Nederlanders vliegen steeds meer. Deze trend vormt een regelrechte bedreiging voor de gestelde klimaatdoelen. In een gedachte-experiment gaat met deze cijfers in 2040 alles wat we ‘mogen’ verstoken op aan vliegen.
Het kabinet gaat hierdoor zeker in moeilijkheden komen, want het ‘heeft in het regeerakkoord afgesproken dat over belastingen op internationale luchtvaart wordt ingezet op Europese afspraken,’ aldus het ministerie van Economische Zaken. Dat wil zeggen: de luchtvaart gaat voorlopig nog gewoon zijn gang.
(de Volkskrant – 10 juli 2018)

.

Bewijsstuk 20
Zoals de grafiek van bewijsstuk 20 duidelijk maakt, is Afrika het probleem. Nigeria, qua bevolkingsaantal het grootste land van Afrika, vormt hier een perfecte illustratie van. Toen ik geboren werd waren er 28 miljoen Nigerianen. Momenteel zijn er zo’n 190 miljoen (het precieze aantal is niet bekend). En de middenraming voor 2100 bedraagt 780 miljoen!
In een recent onderzoek geven Nigerianen aan dat zeven kinderen de ideale gezinsomvang is, dus zijn ze teleurgesteld dat het aantal momenteel gemiddeld genomen bij zes strandt.* Slechts 15 procent gebruikt een voorbehoedsmiddel, terwijl 54 procent dit als moreel verwerpelijk beschouwd.* In een recente enquête antwoordt 74 procent van de Nigerianen dat ze dolgraag willen emigreren zodra de mogelijkheid zich voordoet, en 38 procent geeft aan dat ze van plan zijn binnen 5 jaar te emigreren, bij voorkeur naar de VS of Europa.* 38 procent van 780 miljoen, dat zouden 300 miljoen mensen zijn die heel graag naar de VS of Europa willen komen. In het bijzonder gaan ze (momenteel) graag naar het Verenigd Koninkrijk, dat vandaag de dag slechts de helft van de eigen bevolking van 66 miljoen kan voeden – de rest van het voedsel moet worden geïmporteerd. (Het enige land dat het nog slechter doet is Japan, dat slechts een derde van de bevolking kan voeden. Iedereen zegt hoe krankzinnig het vanuit economisch oogpunt is dat Japan de bevolkingskrimp accepteert, maar zodra het met de mondiale voedselvoorziening een keer echt spaak loopt, en dat gaat gebeuren, kan Japan de interne voedselzekerheid alleen garanderen indien het bevolkingsaantal drastisch geslonken is.)

Nigeria is maar één voorbeeld; de raming voor de rest van Afrika luidt dat de bevolking in 2100 zal verviervoudigen naar 3,7 miljard mensen. Wanneer de VN deze ramingen maakt, gaan we er eigenlijk van uit dat ze bekend zijn met alle landbouwproblemen die eraan zitten te komen, maar kijk je naar hun conclusies dan kan je daar zo je vraagtekens bij plaatsen. Een andere lastige kwestie is dat het bevolkingsvraagstuk zo gevoelig ligt. En juist vanwege deze politieke gevoeligheid, wordt er veel te weinig tijd, aandacht en geld aan dit vraagstuk besteed.


80 procent van de vogels uit de Sahel is verdwenen

De Sahel is het gebied aan de zuidkant van de Saharawoestijn. In 50 jaar tijd zijn daar rond de 1,5 tot 2 miljard vogels hun leefgebied kwijtgeraakt, vooral soorten die zich voeden met zaden op de grond. De bevolking en de veestapel zijn explosief gegroeid. De begroeiing van bomen en struiken is enorm afgenomen. Veel soorten zijn zo hun leefgebied kwijtgeraakt, al zijn er uitzonderingen in groen gebleven gebieden.
(de Volkskrant – 12 april 2018)

.

Bewijsstuk 21
Om maar gelijk tot de kern van het voedselprobleem door te dringen: de graanproductiviteit kan de bevolkingsgroei nauwelijks bijbenen. Bewijsstuk 21 laat dit zien. Er is geen veiligheidsmarge.
Tijdens de groene revolutie nam de productiviteit jaarlijks met 3,5 procent per jaar toe. Dat percentage is sinds 1995 gedaald naar gemiddeld 1,2 procent per jaar, terwijl ook de wereldbevolking jaarlijks met 1,2 procent toeneemt. We zitten middenin een ‘nek aan nek’-race. We produceren evenveel graan als mensen.

Bewijsstuk 21: Graanproductiviteit en bevolkingsgroei: er is geen veiligheidsmarge, per 31/12/2017, op basis van de opbrengst van de drie belangrijkste voedingsgewassen: tarwe, rijst en maïs. Bron: Food and Agriculture Organization of the United Nations; GMO.

Voor al deze nieuwe mensen is de graanproductie simpelweg te laag om vlees te kunnen eten. Want in vlees zit per calorie 8 tot 10 keer zoveel graan verwerkt als in brood. En toch is dat precies wat ze van plan zijn. De situatie wordt in het bijzonder nijpend voor alle arme mensen die zich geen graan meer kunnen veroorloven. (De groei van de wereldbevolking verloopt uiteraard veel minder grillig dan die van de graanproductie, aangezien die nog altijd sterk beïnvloed wordt door de grillen van het weer. Na drie waardeloze jaren voor de graanproductie, hebben we nu weer vier uitstekende jaren achter de rug.)


Heel Holland zakt

Drooggelegd veen zakt elk jaar opnieuw één centimeter. “Half Nederland inclusief de Randstad ligt al enkele meters onder zeeniveau. Als we blijven doen zoals we gewend zijn te doen, dan blijven we steeds verder zakken,” aldus onderzoeker Bas van de Riet. Als de zeespiegelstijging over honderd jaar 1 meter zou zijn, is het voor ons – bij ongewijzigd beleid – dus alsof het dan 2 meter stijging is! Het waterpeil in het veen wordt laag gehouden omdat de boeren er met tractoren en machines willen kunnen rijden. Aan de liters melk van koeien die op veenweiden grazen zitten heel bovendien wat kilo’s CO2 vast. De winst van de boer valt in het niet bij de schade die dit veroorzaakt. Daarom wil de overheid, zoals de Provincie Noord-Holland, dat de boden niet verder zakt. En dat kan alleen met een andere, natte landbouw.
(NRC – 8 september 2018)

.

Bewijsstuk 22
Een onderdeel van het probleem van de tanende graanproductiviteit is het ongemakkelijke feit dat naarmate die productiviteit stijgt we steeds meer op afnemende meeropbrengsten stuiten. Elke soort heeft zijn grenzen. Mensen zullen nooit vier meter lang worden.
We fokken nu al duizenden jaren renpaarden – ieder stamhoofd wilde altijd het snelste paard – en we doen dat nog steeds. Toch bezit Secretariat nog altijd het record voor de snelste anderhalve mijl ooit. De afgelopen 45 jaar zijn racepaarden er dus niet sneller op geworden, de jaren daarvoor trouwens ook niet. Je kunt geen water uit steen persen. Je kunt paarden vaker hun benen laten breken, maar veel harder rennen zullen ze niet – ze zitten nu immers al tegen hun max aan.
En ook graan is niet immuun voor afnemende meeropbrengsten. Wil je weten hoe het zit met die afnemende meeropbrengsten, kijk dan naar ’s werelds beste graanproducenten per hectare. (Niet de VS. Amerika heeft wel de hoogste opbrengst per persoon.) Wil je de hoogste opbrengt per hectare, dan kom je uit bij de rijstproductie in Japan en de tarweproductie in Duitsland, Frankrijk en het VK. Bewijsstuk 22 laat ze zien.

Bewijsstuk 22: Het voortschrijdende vijfjaargemiddelde voor gewasopbrengsten in leidende productielanden in hectogram per hectare, per 31/12/2017. Bron: Food and Agriculture Organization of the United Nations.

Die graanopbrengsten namen heel lang spectaculair toe – tot een jaar of twintig terug, toen de groei sterk begon te vertragen en onvoorspelbaar werd. Precies wat te verwachten viel. Ook in de VS laten de cijfers van het Amerikaanse ministerie van Landbouw zien dat de multifactorproductiviteit voor maïs de afgelopen twaalf jaar niet of nauwelijks is gestegen.


Natte landbouw (1)

Als je de veenbodem weer nat maakt, stopt de kooldioxide-uitstoot. Dan moet je wel de koeien opruimen en met natte landbouw, ook wel paludicultuur genoemd, beginnen.
Wat kun je dan verbouwen als boer? In de eerste plaats lisdodde. Lisdodde is die twee meter hoge plant met die karakteristieke bruine sigaar, die je langs rivieroevers vindt. Je kunt er isolatiemateriaal uit maken of constructieplaten. Het is heel sterk spul, brandwerend en van nature schimmelwerend door de natuurlijke afweer van de plant. En je kunt lisdoddescheuten nog eten ook. Een ander gewas is riet voor dakbedekking. Of veenmos, een goed substraat voor de tuinbouw en een alternatief voor turf (dat nu gebruikt wordt voor potgrond). Of zonnedauw en kroosvaren. Of wat er ook maar bruikbaar is in de vorm van biomassa als brandstof voor verwarming.

(NRC – 8 september 2018 en Down to Earth – juni 2018)

.

Bewijsstuk 23
Een van de redenen hiervoor is dat ook de toename van het gebruik van kunstmest, de ruggengraat van de groene revolutie, zijn piek aan het bereiken is. In arme delen van de wereld kun je het gebruik nog opvoeren, maar de twee grootste kunstmestverbruikers, de VS en China, gebruiken nu al te veel – zo veel dat het niet alleen contraproductief begint te worden, maar ook dat het te veel aan fosfor en stikstof schade toebrengt aan sloten, rivieren en meren.

Bewijsstuk 23: Afnemende meeropbrengsten voor de graanproductiviteit, zoals bij de gemiddelde jaarlijkse toename in landbouwproductiviteit in de VS voor maïs, tarwe en rijst, in blokken van 20 jaar, per 31/1/2018. Voor 2010-2030: GMO-raming zonder inbegrip van de toekomstige gevolgen van erosie en klimaatverandering. Bron: USDA NASS.

Bewijsstuk 23 vat deze ontwikkelingen samen en geeft de ontwikkeling vanaf 1930 van de agrarische productiviteit in de VS weer. In de begintijd steeg die nog aardig met zo’n 1,5 procent per jaar. Tijdens de groene revolutie van de jaren vijftig en zestig explodeerde die toename echter twintig jaar achtereen naar 3,5 procent per jaar. Elke 3 jaar steeg de gewasopbrengst op hetzelfde stuk land met een nauwelijks te bevatten 10 procent.

Niet vreemd dus dat die productiviteit daarna is teruggevallen om uiteindelijk bij het huidige lage groeicijfer (van zo’n driekwart procent) te eindigen.
Onze raming voor 2010-2030, gebaseerd op gesprekken met wetenschappers, is dat de productiviteit per hectare – bij gelijkblijvende omstandigheden – nog altijd zal toenemen, maar wel steeds verder zal afremmen naarmate we tegen meer grenzen oplopen.


De weerbarstige praktijk van natte landbouw (2)

Aldert van Weeren wilde zijn huis in de Eiffel isoleren met natuurlijke materialen. “Ik hoorde van een bedrijf dat 15 jaar geleden al isolatiemateriaal van lisdodde had ontwikkeld, maar zij bleken het niet te produceren – bij gebrek aan lisdodde.” Hij woont in een veenherstelproject te midden van 100 hectare lisdodde. “Toen wilde ik een stuk van honderd vierkante meter maaien, maar dat mocht niet: natuurbescherming.” Intussen beheert Van Weeren acht hectare lisdodde, maar hij verwacht niet dat anderen boeren hem snel zullen volgen. “Iedereen wacht af, vanwege de premie die elke boer nu gewoon per hectare krijgt. Die krijg je niet als je lisdodde teelt, want dat is volgens de huidige EU-landbouwregels geen landbouwgewas, maar onkruid.” Terwijl zonder de melkveepremie paludicultuur een winstgevender business is dan melkveehouderij.
(Down to Earth – juni 2018)

.

Bewijsstuk 24
Het ziet er echter naar uit dat de omstandigheden voor de toekomstige graanproductiviteit níet gelijk zullen blijven. We botsen op twee groeiende problemen die de productiviteit verder omlaag zullen dwingen: bodemerosie en klimaatverandering. Naarmate we ons verder in deze problemen verdiepten, stuitten we al snel op nog een derde probleem: de kloof die kan gapen tussen verschillende wetenschappelijke disciplines.

Om met bodemerosie te beginnen: we spraken met verschillende erosiespecialisten die er niet van op de hoogte waren dat de toekomstige klimaatverandering van wezenlijke invloed zal zijn op de bodemerosie. Terwijl een toename van zeer zware regenval, verantwoordelijk voor het overgrote deel van de bodemerosie nu, juist de meest zekere uitkomst is van voortschrijdende klimaatverandering. (Zo kunnen in Iowa en Kansas tijdens zware stormen van de ene op de andere dag geulen ontstaan van wel dertig centimeter diep.) Bewijsstuk 24 toont de schade die minder extreme regenval al kan veroorzaken.

Bewijsstuk 24: Geulerosie. Bron: Katharina Helming, Wikipedia.org

Bewijsstuk 25
Bewijsstuk 25 is gebaseerd op de laatste wetenschappelijke inzichten en toont het effect van bodemerosie op de toekomstige graanproductie. In deze grafiek hebben we de aantasting van de productiviteit van 10 procent, waarmee we volgens de erosiedeskundigen (zonder klimaatverandering) de komende decennia geconfronteerd gaan worden, heel bescheiden naar 13 procent opgetrokken om zo de gevolgen van de toename van zeer zware regenval te verdisconteren. (Aangezien we geen enkele wetenschapper konden vinden die zich hiermee bezighoudt, is deze schatting ons eigen werk.)

Bewijsstuk 25: Het gevolg van erosie op de graanproductiviteit, met de historische en geraamde graanopbrengsten VS, waarbij de gemiddelden voor de tarwe-, soja- en rijstproductie voor 2017 op 1 gesteld zijn, per 30/4/2018. Bronnen: USDA NASS; Rhodes, ‘Soil Erosion, Climate Change and Global Food Security: Challenges and Strategies’ (Science Progress, 2014); GMO.

Is er straks geen bestuiving meer?

Het gaat slecht met de bijen. De gedomesticeerde honingbij plus vele andere in het wild levende insecten (wilde bijen, vlinders, hommels, zweefvliegen, kevers) zorgen voor de bestuiving van driekwart van alle door de mens verbouwde fruit- en nootgewassen. (Massaal geteelde gewassen als tarwe, rijst en maïs zijn juist windbestuivers.) En vergeet niet wat een gedecimeerde insectenstand voor de natuur betekent: een aanslag op de kringloop van het leven.
(NRC 28 oktober 2017)

.

Bewijsstuk 26 is een van mijn griezelgrafieken. De afbeelding toont een ‘kunstzinnige installatie’ (hier niet afgebeeld) die de dikte van de humuslaag weergeeft in een landbouwgebied in Iowa. In 1850 kende dit gebied nog een 35 centimeter dikke laag eersteklas teelaarde. Onder ideale omstandigheden heb je maar 10 centimeter nodig en met 7,5 moet je het net kunnen redden. Voor de rest van de wereld is 35 centimeter een ongekende luxe.
In 1900 telde die laag in Iowa nog 28 centimeter, in 1950 was dat geslonken naar 23 centimeter, in 1975 naar een kleine 18 centimeter en in 2000 naar minder dan 13 centimeter.

Bewijsstuk 26: Sinds het begin van de intensieve landbouw is de humuslaag in Iowa gehalveerd. Bron: Iowa Public Radio, “The Greatest Show Never Told”. Installatie in Adair County, Iowa, door David B. Dahlquist en RDG Planning & Design.

Terzijde: hoewel alle landbouwgrond in de VS in privéhanden is, is die grond in de ware – existentiële – zin van het woord gemeenschappelijk bezit, een commons dus. Net als lucht en water is die grond noodzakelijk voor ons voortbestaan. Toch staat het de eigenaren van die grond vrij om dit gemeenschappelijk bezit te verwoesten. Of, zoals twee voormalige Amerikaanse presidenten, respectievelijk Thomas Jefferson en F.D. Roosevelt, het ooit hebben uitgedrukt:
“De boer mag de eigenaar zijn van zijn land, toch behoort het feitelijk aan eenieder toe aangezien de bodem de basis vormt voor de beschaving.”
“Een land dat zijn bodem vernietigt, vernietigt zichzelf.”

Met de nodige moeite slaagden we erin om de bodemexperts op te sporen die de gegevens voor deze installatie hadden verstrekt. We belden ze op en vroegen hen wat het cijfer voor 2017 is. “O ja,” antwoordden ze: “Erosie wordt nu als een serieus probleem gezien. Iedereen spant zich erg in om het tempo van bodemerosie terug te dringen. Dat gaat nu nog maar half zo snel.”
Niettemin is die laag nu nog maar 10 centimeter dik. Denk je eens in: van ruim 35 centimeter naar 10. Onze veiligheidsmarge is van zo’n 28 centimeter gekelderd naar ergens tussen de 2,5 en 5. Toch wijst nog altijd niets op enig teken van paniek bij het grote publiek of de politici. U jaagt dat misschien geen angst aan, maar mij wel.


De Warme Golfstroom

‘Op school leerden we dat de Warme Golfstroom warmte vanaf Florida naar Noordwest-Europa brengt, waardoor we hier koele zomers en zachte winters hebben. In vaktermen heet de hele oceanische transportband van water de AMOC. En die is sinds 1950 aan het afzwakken.
Maar eigenlijk klopt het beeld van een grote stroom helemaal niet. Er is sprake van een kluwen van ringvormige stromingen waarvan een paar grote verantwoordelijk zijn voor de warmteverplaatsing in onze richting.
Tussen de lentes van 2009 en 2010 nam de sterkte van de AMOC ineens met 30 procent af, met als gevolg een opvallend sterk Atlantisch orkaanseizoen. Maar dat is waarschijnlijk geen trend. Er zijn veel meer metingen nodig om de AMOC goed in beeld te krijgen.
De vraag blijft: komt er een einde aan onze milde klimaat? Misschien smelt er straks voldoende zoet water van Groenland om het proces te ontregelen. Maar waar de drempel ligt weten we dus niet.’

(NRC – 21 april 2018)

.

Bewijsstuk 27
Nu komen we aan bij een andere ontmoedigende recente vondst. Ditmaal een onderzoek in het tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences. Wanneer je op slecht nieuws wordt getrakteerd, dan krijg je dat liever niet van een van de meest prestigieuze wetenschappelijke tijdschriften.
Het betreft een onderzoek van een tiental topwetenschappers onder leiding van dr. Liang. Voor hun onderzoek keken ze naar de gevolgen van zware regenval, droogten en stijgende temperaturen op de Amerikaanse landbouwproductiviteit van de afgelopen vijftig jaar, en vervolgens berekenden ze de effecten voor elke specifieke graansoort in elk specifiek gebied. Deze data stopten ze in hun model, dat de gevolgen weergaf van de hogere frequentie van zeer zware regenval en droogte als gevolg van klimaatverandering. Vervolgens extrapoleerden ze deze gegevens op basis van de middenramingen van verscheidene klimaatmodellen, en verdisconteerden ze de verwachte toename van zware regenoverlast en ernstige droogten tot 2040, het moment waarop de temperatuurstijging voor de landbouw echt pijn gaat doen. (Tot nog toe heeft die stijging weinig gevolgen gehad. Sommige gebieden hebben er onder te lijden gehad, andere hebben er juist baat bij).

Zonder mogelijke andere schadelijke ontwikkelingen in hun berekeningen mee te nemen, kwamen ze tot de conclusie dat klimaatverandering in 2040 tot gevolg zal hebben dat de graanproductiviteit terugvalt naar het niveau van 1980. Dit wordt weergegeven in bewijsstuk 27. Als dat klopt dan is dat schrikbarend slecht nieuws. Dit is een van die gevallen dat je maar heel hard moet hopen dat de wetenschappers ergens een grote fout hebben gemaakt.

Bewijsstuk 27: Effect van klimaatverandering op de graanproductie in de VS, met de historische en geraamde opbrengsten voor de tarwe-, soja- en rijstproductie, waarbij 2017 op 1 is gesteld, per 30/4/2018. Bron: Liang e.a., ‘Determining Climate Effects on US Total Agricultural Productivity’ (2017, Proceedings of the National Academy of Sciences); GMO.

Toen we dr. Liang belden om hem een paar vragen te stellen, bleek hij niet op de hoogte van de gevolgen van toenemende erosie op de toekomst van de landbouwproductiviteit.
Dit begint toch wel een probleem te worden: klimaatwetenschappers zoals hij in het ene domein en erosiewetenschappers met de poten in de modder in een ander, zonder noemenswaardige onderlinge communicatie of pogingen om die communicatie op gang te brengen. Het is een probleem voor veel specialisten – eentje waarvoor we veel begrip kunnen opbrengen – want wil je op jouw gebied in de top meedraaien, dan móet je je wel gericht specialiseren.

Dus het griezeligste van al is dat dit de eerste keer is dat u, beste lezer, een poging onder ogen krijgt om al deze factoren aan elkaar te koppelen!


De planeet op weg naar een broeikastoestand (1)

Een recent IPCC-rapport houdt het er op dat we met drastische maatregelen het nog net op 1,5 graad temperatuurstijging kunnen houden. Een internationaal team van vooraanstaande wetenschappers is een stuk somberder. Zij schrijven dat het klimaat van de ‘broeikastoestand’ op de lange duur kan stabiliseren op een wereldgemiddelde dat 4 à 5 graden boven dat van voor de industriële revolutie, met een zeespiegel van 10 tot 60 meter boven de huidige stand. De onderzoekers zijn vooral bang voor positieve terugkoppelingen. Dat zijn natuurlijke oorzaken die getriggerd worden door de 2 graden opwarming die wij mensen zelf zullen veroorzaken. Die natuurlijke oorzaken gaan als het ware met de opwarming op de loop, waarbij het niet uitmaakt wat wij verder nog doen.
(Stockhomreselience.org – het rapport Trajectories if the Earth System in the Anthropocene verscheen in PNAS op 6 augustus 2018)

Bewijsstuk 28
Bewijsstuk 28 is honderd procent huisvlijt. De lijnen geven één voor één de verschillende ramingen voor al deze factoren weer.
Bovenaan ziet u een simpele extrapolatie van de historische productiviteitswinsten in de landbouw. De lijn daaronder laat zien wat er gebeurt wanneer je deze aanpast voor de afnemende meeropbrengsten zoals die in Japan, Frankrijk, Duitsland en het VK optreden.
De volgende lijn is het effect van erosie, en dan van nog meer erosie als gevolg van toenemende zeer zware regenval.
Tot slot de genadeklap uit het klimaatonderzoek.

Bewijsstuk 28: Gecombineerd effect van klimaatverandering en bodemerosie in de VS, met de historische en de geraamde graanopbrengsten voor de tarwe-, soja- en rijstproductie, waarbij 2017 op 1 is gesteld, per 30/4/2018. Bron: USDA NASS; Rhodes 2014; Liang; GMO.

We besloten tenslotte tot een aftrek van een derde voor adaptatie aan klimaatverandering, omdat we ervan uitgaan dat boeren slim zijn, dat ze andere gewassen zullen gaan verbouwen en beter leren om te gaan met droogten of wateroverlast. (Tussen twee haakjes, je zult een keuze moeten maken. Je kunt je niet tegelijkertijd aan droogten en aan meer wateroverlast aanpassen.)
Zelfs met deze aanpassingen zal de graanproductiviteit fors dalen. Anderzijds, misschien zullen de boeren zichzelf wel overtreffen en slagen ze erin de klimaat- en erosieschade voor twee derde te compenseren. Daarvoor is in elk geval nodig dat we het beleid verbeteren, het onderzoek naar een hoger plan tillen en een ongekende bereidheid aan de dag leggen om te veranderen. Treurig genoeg zal de productiviteit ook met een flinke dosis adaptatie een heel eind onder de historische trend duiken en zeer waarschijnlijk zelfs lager uitvallen dan die nu is.


Gevaarlijke vicieuze cirkels (2)

De onderzoekers van de ‘broeikastoestand’ denken dat we dicht tegen kantelpunten aanzitten, waarbij negatieve terugkoppelingen (die in klimaatopzicht onze vrienden zijn omdat ze het evenwicht bewaken) kunnen omslaan in positieve terugkoppelingen (die onbeheersbare uitstoot veroorzaken).
Zij zien dit bij de volgende verschijnselen: de dooi van de permafrost, het vrijkomen van methaanhydraat vanaf de oceaanbodem, verzwakking van de koolstofopname op land èn in de oceanen, toenemende bacteriële uitademing in de oceanen, het verdorren van het Amazone-regenwoud, het verdorren van de boreale bossen langs de Noordpool, afname van het sneeuwdek op het noordelijk halfrond, verlies van het Arctische zomerzeeijs en verlies van het Arctische winterzeeijs, en verlies van het poolijs (Groenland en Antarctica).
Deze kantelpunten vormen als het ware een rij dominostenen. Als er een omvalt kan die de volgende doen vallen. ‘Deze cascade van gebeurtenissen kan het hele systeem Aarde in een nieuwe modus operandi schuiven,’ aldus Hans Joachim Schnellnhuber, directeur van het Potsdam Institute for Climate Impact Research.

Even een technisch terzijde: de afgelopen paar miljoen jaar zijn een paar planten er door mutaties min of meer toevallig in geslaagd om veel efficiëntere manieren te ontwikkelen om water, zonlicht en CO2 te verwerken en tot wel twee keer zoveel vegetatie voort te brengen. Ze worden C4-planten genoemd, en hoewel ze slechts een nietige 3 procent van alle planten beslaan, maken ze dankzij hun efficiency zo’n 25 procent van alle plantaardige biomassa uit. Tot de C4-landbouwgewassen behoren maïs en suikerriet, die in vergelijking tot C3-granen als tarwe, gerst en rijst wonderen van productiviteit zijn.

Het goede nieuws is dat we er op een dag misschien in slagen om C3-granen net zo lang te martelen totdat ze over meer C4-eigenschappen gaan beschikken en we zo hun productiviteit kunnen opkrikken. Dat is nog een hele klus en qua complexiteit grofweg vergelijkbaar met kernfusie.
Het slechte nieuws is dat 14 tot 18 procent van het hinderlijkste onkruid inmiddels tot de C4-categorie behoort (van 3 procent in de natuur tot ruim driekwart in de moderne Amerikaanse landbouw!).

Het hele punt van het onderzoek naar genetisch gemodificeerde organismen – of zo’n 90 procent van dat punt – is om zaden te produceren die steeds hogere doses van specifieke pesticiden (meestal glyfosaat) kunnen weerstaan. En welke planten denkt u dat beter met dit chemisch offensief overweg kunnen? C3- of C4-planten?
In feite hebben we een systeem ontworpen om C4-superonkruid voort te brengen, dat de strijd aangaat met onze nietige C3-voedingsgewassen als tarwe en rijst… oeps!

Daarnaast hebben we ook te kampen met resistentie van ongedierte en ziekteverwerkers. Wist u dat we momenteel een even groot deel van onze gewasopbrengsten kwijt zijn aan onkruid, ongedierte en ziekteverwerkers als in 1945, dus voordat we besloten deze organismen met chemische wapens de oorlog te verklaren?* Zouden we nu een punt zetten achter deze chemische oorlogsvoering, dan zal het onkruid en het ongedierte, dat inmiddels tot superonkruid en superongedierte is uitgegroeid, met smaak ons gehele ontbijt, lunch en diner verorberen.

Waren we nooit met die chemicaliën begonnen, dan waren we ongeveer eenzelfde deel kwijt zijn als nu, maar hadden we ons heel wat geld bespaard – ongeveer evenveel als we nu aan veevoer en kunstmest kwijt zijn.


Insecten verslinden steeds groter deel van de oogsten

Amerikaanse wetenschappers schrijven in Science dat vooral van de Europese (en Nederlandse) graanproductie een steeds groter deel zal worden verorbert door insecten. Maar het gaat ook om maïs en rijst. Bij hogere temperaturen komen er meer insecten, bovendien neemt hun stofwisseling dan toe, en zo zullen ze bij elke graad temperatuurstijging 2,5 procent extra opeten van de graan-, maïs- en rijstoogsten in de wereld. Dit zal met name in de gematigde klimaatzone gebeuren.
Bedenk dat Nederland intussen, in tegenstelling tot de hele (gemiddelde) wereld al op 2 graden verhoging zit, en onze verliezen lopen op van 11.000 ton tot 17.000 ton graan, op een opbrengst van 217.000 ton.
Het oprukken van plaaginsecten staat los van de verminderde insectenpopulatie in onze natuurgebieden (waarover verderop meer).
(de Volkskrant
31 augustus 2018)

Bewijsstuk 29
Voordat ik dit deel over de landbouw afsluit, wil ik nog even kort de mondiale verdeling van de fosfaatreserves aanstippen. Zonder kalium en fosfor (fosfaat) valt er niets te verbouwen.
Momenteel ontginnen we deze chemische elementen, waarvan de voorraden uitermate eindig zijn. We delven deze essentiële bemesters in grote hoeveelheden, en omdat ze goedkoop zijn strooien we ze overvloedig over onze akkervelden uit (waar ze door zware regenval richting sloten en rivieren afdrijven, met waterverontreiniging als gevolg). Bewijsstuk 29 geeft het probleem weer: 75 procent van alle hoogwaardige fosforreserves ter wereld bevinden zich in Marokko en de Westelijke Sahara (dat door Marokko bestuurd wordt).

Bewijsstuk 29: Mondiale spreiding van de fosfaatreserves (van diverse kwaliteit), en de jaarlijkse winning ervan (in miljoenen tonnen), per 31/12/2010. Bron: USGS.

Bij de enorme Marokkaanse reserves steken OPEC en Saoedi-Arabië als kleine jongens af, waar nog bij komt dat fosfaat uiteindelijk veel belangrijker is dan olie. Fosfor, het hoofdbestanddeel van fosfaat, is een chemisch element. We kunnen het niet namaken of er iets anders voor in de plaats gebruiken. Mocht IS ooit de macht grijpen in Marokko, dan geef ik u op een briefje dat China of de VS binnen een week militair ingrijpt. In ons huidige landbouwsysteem kunnen we nu eenmaal niet lang buiten de Marokkaanse reserves – hooguit een jaar of 35, 40.


Micro-plasticdeeltjes

In 93 procent van wat als ‘zuiver’ en ‘kristalhelder’ water verkocht wordt (zoals in flesjes mineraalwater), zitten microscopisch kleine stukjes plastic. (Daar laat de filosoof Timothy Morton een duistere ecologie op los, aldus de Nederlandse Boekengids van oktober 2018). En nu treffen wetenschappers bij mensen uit Nederland, Rusland, Finland, Japan, Italië, Polen, Oostenrijk en Groot-Brittannië minuscule stukjes plastic in hun ontlasting aan. Elk monster dat zij onderzochten bleek microplastics te bevatten. Ze telden negen soorten plastic. We krijgen ze binnen met het eten van vis, want in vrijwel alle soorten zeeleven – van plankton tot walvissen – zitten ze. Ook in ons overige voedsel zitten ze, bijvoorbeeld afkomstig uit de verpakking. Maar het meeste is het polypropeen, afkomstig uit verpakkingen, plastic flessen, plastic meubelen en huishoudelijke apparaten.
Of deze microplastics iets doen met onze gezondheid is onbekend, maar vissen, kreeften, mosselen en andere dieren ondervinden er allerlei nadelige gevolgen van.
(de Volkskrant
23 oktober 2018)

Dit deel begon met de premisse dat de voedselzekerheid de grootste uitdaging voor onze beschaving zal blijken te zijn. Mocht de bevolkingsraming van de VN uit bewijsstuk 17 werkelijkheid worden – of houden we dat traject nog een decennium of twee aan – dan zitten we naar mijn overtuiging met een mislukt (wanordelijk) continent Afrika opgescheept, waarbij een deel van de schade zal worden veroorzaakt door onze behoefte om ons politiek correct op te stellen. Het is goed mogelijk dat het proces nu al gaande is.

Naar mijn mening moeten vijf Afrikaanse landen nu al als mislukt worden beschouwd, en nog eens vijf stevenen daar mogelijkerwijs op af. Voedselproblemen in deze landen zullen Europa enorm onder druk zetten. Immigratie zal op een schaal op gang komen die Europa niet kan verwerken.

Vijf jaar geleden schreef ik dat het eerste slachtoffer van dit Afrikaanse (en Nabije-Oosterse) probleem Europa’s liberale traditie zal zijn. Nou, dat is heel wat sneller gebeurt dan ik verwacht had. Slechts een paar miljoen vluchtelingen zijn al voldoende om een propagandastroom op gang te brengen die overal in Europa extreemrechtse groepen in de kaart speelt.

Stel je voor dat Europa 100 miljoen vluchtelingen op zou moeten vangen – en 100 miljoen is nog klein bier vergeleken bij het half miljard mensen dat heeft aangegeven te willen emigreren indien de huidige bevolkingsgroei aanhoudt.

Europa dient zijn zaken op orde te krijgen en een gezamenlijk beleid te formuleren dat zo mild, redelijk en streng is als maar kan. Het continent is eenvoudigweg niet in staat om zo veel voedsel- en klimaatvluchtelingen op te nemen dat de problemen in Afrika daar daadwerkelijk mee zijn opgelost.

(Nee, ik heb geen fascistische neigingen – gaat het bijvoorbeeld om inkomensgelijkheid dan bevind ik mij links van de Scandinavische landen. Maar soms is de waarheid nu eenmaal uitermate politiek incorrect.)


Micro-plastics (2)

Microplastics zijn klein, nanodeeltjes nog veel kleiner: een mensenhaar is 500 keer zo dik. De grotere deeltjes vinden we terug in onze ontlasting. Maar wat doet ons lichaam met de kleinere deeltjes? Farmaceutisch immunoloog Barbro Melgert van de Rijksuniversiteit Groningen zegt daarover in de NRC van 6 oktober 2019: ‘Twintig jaar geleden was er een onderzoek dat constateerde dat er nylon microvezels zaten in de longen van mensen met longkanker. In alle tumoren zaten de vezeltjes, maar ook in 80 procent van het gezonde longweefsel. Wat dat betekent weten we niet.’

De cellen van ons immuunsysteem vormen de eerste verdedigingslinie van het lichaam. Ze kunnen de microplastics ‘opeten’, maar ze kunnen ze niet afbreken. Inkapseling werkt zolang het niet teveel deeltjes worden. Er wordt nu van alles onderzocht, bijvoorbeeld of weekmakers bij het embryo in het vruchtwater kunnen komen, en wat de gevolgen dan zouden kunnen zijn. Het valt op dat onderzoekers vaak nogal luchtig doen over microplastics in ons lichaam (is dat hun ‘vertaling’ van: dat weten we nog niet?), maar ook dat ze het net zo vaak met elkaar oneens zijn.
(
De Volkskrant gaf eenzelfde verslag op 21 december 2019.)

We zitten (in het algemeen) met een groeiende bevolking die vlees wil eten; we zitten met afnemende meeropbrengsten in de landbouw, met een mondiale erosie die jaarlijks 1 procent van de teelaarde wegspoelt en een half procent van onze landbouwgrond onbruikbaar maakt. Dan zijn er nog de immer uitdijende steden, bij voorkeur gevestigd in vruchtbare delta’s en riviervlakten, die de beste landbouwgrond opslokken en onder een laag asfalt bedelven – naar schatting ruim 1 miljoen hectare per jaar.*

Daarbovenop zijn er nog helse problemen met de zoetwatervoorziening, waarover ik nog pagina’s zou kunnen uitweiden en waar experts boeken over vol schrijven. Zoetwaterreservoirs in Zuid-Afrika, Marokko, Spanje, Nevada enzovoort slinken allemaal en hebben allemaal te lijden onder de toenemende hitte. We putten onze waterhoudende grondlagen uit: in overgeïrrigeerde gebieden als Las Vegas of de Central Valley in Californië zijn de niveaus van de waterreservoirs tientallen meters gedaald. In China dalen delen van Beijing jaarlijks met zo’n tien centimeter – een indicatie van hoe snel het grondwater daar wordt opgepompt.* Ruim een half miljard mensen zijn wereldwijd geheel afhankelijk van ondergrondse en uitermate eindige aquifers.

Vanwege al deze redenen is de landbouw de sleutel tot ons toekomstige succes of falen. Het is ook de sector waar de gevolgen van klimaatverandering het ingrijpendst zullen zijn. Maar treurig genoeg is het niet ons enige probleem. Tot slot nog even in vogelvlucht de thema’s van het laatste deel: toxiciteit, biodiversiteit en de tekortkomingen van het kapitalisme.


Pcb’s tasten orkapopulaties aan

In de jaren ’70 streed ik (JvA) met Maurits Groen al tegen de giftige pcb’s. Ze werden vervolgens overal ter wereld verboden. Maar hun uitwerking wordt nu, veertig jaar later, nog gevoeld door de orka’s. Deze hopen jaar in jaar uit pcb’s op uit – opeenvolgend in de voedselketen – plankton, planktoneters, en vissen en zeehonden, het voedsel van de orka’s. Pcb’s zijn namelijk niet alleen zeer slecht afbreekbaar, ze blijven, eenmaal opgenomen, ook in het lichaam (ook in het onze). Intussen maken ze orka’s onvruchtbaar (en breken ze hun immuunsysteem af). Zo dreigt nu een groot aantal orkapopulaties uit te sterven bij gebrek aan jongen.
(
Volkskrant 28 september 2018)

Nu zijn we bij het volgende brokje buitengewoon slecht nieuws aanbeland: het verlies van 75 procent van de vliegende insecten. Dit nieuws is afkomstig uit een rapport van een stel Duitse insectenfanaten, amateuronderzoekers die dol zijn op insecten.* Elk jaar bezoeken ze 63 verschillende bossen. Elk jaar hangen ze in dezelfde periode op dezelfde plek dezelfde netten op. Ze nemen alle insecten mee die ze gevangen hebben, spreiden ze uit en tellen ze. Duisters zijn niet te kloppen in dit soort dingen.

Tot ieders schrik en afschuw bleek dat het aantal vliegende insecten over een periode van 27 jaar met ruim 75 procent gedaald is. Dat zijn onze bestuivers. En ze zijn er gewoon niet meer. Waarom zorgt dit niet voor grote krantenkoppen? Een derde van alle voedselgewassen is afhankelijk van bestuiving, alle bloemen zijn afhankelijk van bestuiving. We hebben een giftige wereld geschapen die blijkbaar niet langer bevorderlijk is voor het leven zoals we dat kennen.

Deze toxiciteit gekoppeld aan klimaatverandering en de druk van een uitdijende bevolking zorgt voor een ongekende bedreiging van de biodiversiteit.

We maken momenteel, zoals u inmiddels ongetwijfeld weet, de zesde grote periode van massa-extinctie door. De eerste vijf waren het gevolg van meteorieten en grootscheepse klimaatveranderingen als gevolg van de zon.

Het zesde uitsterven veroorzaken we zelf. En ook wij maken onderdeel uit van de biodiversiteit die onder vuur ligt: het laatste uitermate beroerde nieuwsfeitje dat de wetenschap voor ons in petto heeft (althans in dit artikel), is dat in de ontwikkelde landen de kwaliteit van het sperma met ruim 50 procent gedaald is. Dit gegeven is afkomstig uit een recente meta-analyse* van een kleine 200 afzonderlijke studies naar de telling van spermacellen in verschillende delen van de wereld. En al hoop ik het nog zo, de kans dat deze cijfers er volkomen naast zitten lijkt me bijzonder gering.

Volgens een Deens onderzoek is de spermakwaliteit van gezonde jongemannen in Kopenhagen nu lager dan die van mannen die (vanwege hun problemen) zeventig jaar geleden vruchtbaarheidsklinieken bezochten!* In China, dat bezig is met een inhaalrace, is het aantal spermacellen de afgelopen 15 jaar met een kwart gedaald.* En niemand die zich hier zorgen om maakt! Moet die daling eerst naar 75 procent zijn opgelopen? Of krabben we ons pas bij 87 procent achter de oren? De kans is groot dat dit nu al bijdraagt aan de dalende vruchtbaarheidscijfers in de westerse wereld, samen met het uitstellen van huwelijken. (Vreemd genoeg zitten we op de lange termijn wellicht met het probleem van een noodgedwongen lage vruchtbaarheid in de rijke wereld en te hoge vruchtbaarheidscijfers in Afrika.)

Duitse insecten massaal verdwenen

Ecologen uit Nijmegen en Krefeld publiceerden in oktober 2017 in PLOS One dat in 63 onderzochte natuurgebieden in Duitsland nog maar een kwart van de insecten rondvliegt vergeleken met 27 jaar eerder. De meeste van die gebieden liggen niet ver over de grens. De doorwrochte studie keek naar de biomassa van de insecten, niet naar individuele soorten. Het is dit totaal van de insecten dat zo sterk is gedaald. (NRC 28 oktober 2017)

We hebben het bij deze (Duitse) insecten onder andere over: roofwantsen, bladluizen, wilde bijen, dagvlinders, libellen, loopkevers, lieveheersbeestjes, hommels, steekmuggen, oorwormen en gaasvliegen. (Volkskrant 28 oktober 2017)

Ik denk dat toxiciteit, en de chemicaliën die die toxiciteit veroorzaken, weleens een heter hangijzer kan blijken te zijn dan klimaatverandering. Klimaatverandering is helaas een beetje als het verhaal van de kikker en de pan met kokend water (trouwens, kikkers worden ook met uitsterven bedreigd – volgens wetenschappelijk onderzoek slinkt de totale amfibieënpopulatie jaarlijks met 4 procent).*

Toxiciteit, spermakwaliteit, insecten die verdwijnen en vogels en kikkers die hun voorbeeld volgen, volgens mij zijn dat zaken die mensen tot actie kunnen aanzetten.

Europa tracht het gevaar van plastic bijvoorbeeld serieus aan te pakken door sommige vormen van wegwerpplastic uit te bannen. De EU heeft ook het gebruik aan banden gelegd van drie bijzonder ernstige neonicotinoïden, waarvan vermoed wordt dat ze de bijensterfte in de hand werken. En dat zeer waarschijnlijk ook doen, tezamen met alle andere vliegende insecten die zich in hun buurt wagen.

Dit is het probleem van Amerika: wanneer regelgevers in de EU twijfels hebben, dan moet het betrokken bedrijf bewijzen dat zijn chemicaliën onschadelijk zijn. Maar rijzen er twijfels in de VS, wie durft het dan in zijn hoofd te halen om het recht van een chemieconcern op zijn chemicaliën in te perken?

De komende paar jaar zullen we ongetwijfeld de kant van de chemieconcerns blijven kiezen omdat te veel zaken nog onzeker zijn. Het is ook een lastige materie – het valt niet of nauwelijks glashard te bewijzen welke chemische stof precies welke schade aanricht.

Hebben we in de VS al dan niet per ongeluk zulke ultra bedrijfsvriendelijke standaarden ingevoerd, dat we pas ingrijpen – wat op papier heel goed mogelijk is – wanneer de vergiftiging van het milieu extreme vormen aanneemt?

Hoe dan ook, in de VS zijn het de chemieconcerns die het voordeel van de twijfel krijgen, niet de kwaliteit van ons sperma, vliegende insecten of het leven in het algemeen. Dat wil zeggen, totdat we lamgeslagen in de touwen hangen. We staan voor een boeiende keuze.

Bewijsstukken 30 en 31 tonen enkele van de onmiskenbare gevolgen van de toenemende toxiciteit. Op het gebied van gezondheid gaat in het Westen op veel terreinen heel veel goed, toch neemt het aantal auto-immuunziekten hand over hand toe. Die ziekten hangen waarschijnlijk samen met chemicaliën die de hormoonhuishouding verstoren, met name bij blootstelling tijdens de zwangerschap. Ook nemen verschillende soorten kanker snel toe, waarvoor geen andere duidelijke verklaring voor handen is.

Bewijsstuk 30: Het vóórkomen van auto-immuunziekten in de westerse wereld (1940-2012). Bron: Boström e.a., 2012; Rubio-Tapia e.a., 2009; Autism Speaks; National Centre for Health Statistics; Gale, 2002.

Bewijsstuk 31: Naar leeftijd gestandaardiseerd incidentiecijfer voor kanker in Scandinavië, per december 2017. Gemiddelden afkomstig uit Denemarken, Finland en Noorwegen, omdat deze landen over de langstlopende beschikbare data beschikken. Bron: World Health Organization International Agency for Research on Cancer.

Aantal insecten in Nederlandse natuurgebieden gehalveerd

Is het hier ook zo erg als in de 63 Duitse natuurgebieden? Jammer genoeg ontbreekt het bijna overal aan een gestandaardiseerd meetnetwerk om de toestand van insecten te monitoren. Toch leveren twee Nederlandse onderzoeken bruikbaar vergelijkingsmateriaal op. In 20 jaar tijd is het aantal nachtvlinders en kevers gehalveerd in natuurgebied Kaaistoep (bij Tilburg), en is het aantal loopkevers met driekwart afgenomen in twee natuurgebieden in Drenthe. (Daarbij hulde aan de vrijwilligers die er bij nacht en ontij steeds weer op uitgaan.) Dit zijn uitkomsten die precies lijken op de Duitse cijfers. (NRC 15 mei 2018)

Op Harvard huist een opgewekte hoogleraar, prof. dr. Steven Pinker, die een paar boeken heeft uitgebracht met de boodschap dat alles geweldig gaat. De gegevens waarop hij zich baseert zijn absoluut correct. Ja, we leven langer. Ja, er zijn minder oorlogen, minder moorden, minder van dit, minder van dat. Maar wat hij in zijn verhaal niet meeneemt zijn toxiciteit en duurzaamheid – hij verdisconteert niet dat we onze natuurlijke hulpbronnen uitputten en onze biosfeer bedreigen.

Het is een beetje te vergelijken met iemand die van de Empire State Building tuimelt en onderweg bij elke verdieping heel hard roept “Geen vuiltje aan de lucht, hoor!”

“Een humuslaag van 35 centimeter, de levensverwachting stijgt, geen vuiltje aan de lucht, hoor!”

“Een humuslaag van 30 centimeter, 20 centimeter, 10 centimeter, geen vuiltje aan de lucht, hoor!”

“De spermakwaliteit zit op 80 procent, op 50 procent, geen vuiltje aan de lucht, hoor!”

“Nog 80 procent van onze vliegende insecten over, nu nog 50, nu nog 25, geen vuiltje aan de lucht, hoor!”

De onderliggende schade wordt simpelweg niet meegewogen. Tja, als je daar je ogen voor sluit, dan kun je inderdaad de indruk wekken dat alles geweldig gaat. En dat is knap verleidelijk. Aan de rand van de afgrond zien steeds meer cijfers er almaar fraaier uit, en een klein aantal steeds slechter. Maar die paar slechtere cijfers zijn wel supercruciaal.

De grootste tekortkoming van het kapitalisme is dat het totaal niet bij machte is de zaken aan te pakken waarover we het hier hebben, terwijl het er anderzijds veel beter in slaagt dan welke planeconomie ook om miljoenen alledaagse factoren tot een functionerende economie om te vormen.


Vlinders in Nederland en achteruitgang elders

Sinds 1992 is het aantal vlinders in Nederland met 40 procent gedaald. De meest getelde vlinder, het bruin zandoogje, is stabiel, maar de achteruitgang van de argusvlinder is 99 procent, die van de bruine eikenpage 95 procent, van de kleine heivlinder 99 procent, van het geelsprietdikkopje 95 procent en van het gentiaanblauwtje 96 procent. Dit is geen ontwrichting meer, het is ineenstorting. Andere soorten zitten ertussenin.
(de Volkskrant
12 mei 2018)

Meestal wordt er naar bepaalde ‘leuke’ soorten insecten gekeken. Zo weten we dat behalve vlindersoorten ook libellensoorten achteruitgaan. Maar vliegen en muggen krijgen geen aandacht. Desondanks bleek in Groot-Brittannië dat 337 soorten motten over een periode van 37 jaar met 30 procent achteruitgingen (onderzoek uit 2006). Bijenkolonies in de VS en Europa namen tussen 1985 en 2005 met 25-50 procent in aantal af.
(NRC
28 oktober 2017)

Oké, laat ik u nog eens het verhaal van de duivel en de boer vertellen. De duivel gaat naar een boer in het Amerikaanse Middenwesten en zegt: “Als je dit contract tekent en me je ziel geeft, dan zal ik je winst verdrievoudigen en hoef je niet langer eindeloos voor een schamel resultaat te zwoegen. En dat doe ik honderd jaar lang voor jou en je nakomelingen.”

De boer is wanhopig, dus tekent hij. De winst verdrievoudigt en alles gaat prima.

Nu staat in de kleine lettertjes van het contract – bij de duivel zijn er altijd kleine lettertjes – dat de boer elk jaar 1 procent van zijn humuslaag zal verliezen. Dat verliezen boeren sowieso al, niets om je druk over te maken dus.

Hij zet zijn handtekening, en honderd jaar later is er voor zijn achterkleinkinderen geen millimeter teelaarde meer over. Uiteindelijk heeft hij niet alleen afstand gedaan van zijn ziel, maar ook van zijn grond.

Bewijsstuk 32 laat zien wat er gebeurd is. De verwachte waarde van het pact met de duivel bedroeg 5,5 miljoen dollar. Een boer verderop die op eigen kracht bleef zwoegen had een huidige waarde van slechts 2 miljoen dollar.

Bewijsstuk 32: Het pact met de duivel: je verliest je ziel en je grond! Bron: GMO.

De boer kan zich in elk geval troosten dat hij als rijk man is gestorven, ook al valt er voor zijn achterkleinkinderen niets meer te verbouwen.

Zoals het systeem nu functioneert zullen alle studenten bedrijfseconomie, willen ze hun bul halen, voor dit pact kiezen. Zo werkt het kapitalisme nu eenmaal. Vraag het nog maar eens aan Milton Friedman. De verantwoordelijkheid van een bedrijf is gelegen in de maximalisatie van zijn winst, niet in het verspillen van geld aan pogingen om de bodem te redden.

In de huidige wereld, die Milton Friedman hartstochtelijk in de armen heeft gesloten, bestaat er simpelweg geen mechanisme om dit soort problemen aan te pakken. Het systeem ontbeert een mechaniek om een duurzaam landbouwsysteem te bereiken en tot een stabiele temperatuur te komen waarmee te leven valt – idealiter ergens in de buurt van wat we de afgelopen paar duizend jaar gekend hebben.

Hiermee eindigt het artikel van Jeremy Grantham.